Zorginnovatie blijft hangen in pilots en proeftuinen

Kim Sterenborg
17 mei 2021
7 min

Aan zorginnovatie geen gebrek in Nederland. Dat is mooi, want de druk neemt alsmaar toe. Alles moet moet sneller, slimmer, beter, efficiënter, betaalbaarder enzovoorts. Maar toch wil het nog niet zo vlotten. De oorzaak: te veel focus op tech, beperkte kennisdeling, matige samenwerking en pilots zonder businesscase.

In september 2020 schrijven de dienstdoende ministers van VWS Hugo de Jonge, en Tamara van Ark en staatssecretaris Paul Blokhuis een uitgebreide Kamerbrief over de staat van zorginnovatie in Nederland. Het is een opsomming van initiatieven en voornemens met als hoofdboodschap: digitale zorg moet geïntegreerd worden in de reguliere zorg. Covid heeft een boost gegeven aan de “allengs aanzwellende onderstroom van praktijktoepassingen van slimme zorgtechnologie”, vinden de briefschrijvers. Hun wens is om van die onderstroom een bovenstroom te maken. 

De overheid heeft de laatste jaren vooral ingezet op het agenderen en stimuleren van zorginnovatie. En met succes, want er zijn talloze initiatieven ontwikkeld. Alleen, hoe succesvol is een initiatief als het na de pilotfase stokt? Waarom lukt het tot nu toe maar mondjesmaat om de pilotfase te ontstijgen? De ministers en staatssecretaris schrijven dat de effectieve inzet van gezondheidstechnologie in eerste instantie een organisatorische veranderopgave is. Technologie zou dus niet het uitgangspunt moeten zijn. Met de nadruk op ‘zou’. 

Eenzijdige focus op technologie

Volgens Sjoerd Emonts, auteur van Zorg Enablers en strategie- en innovatie-adviseur bij BeBright, kent Nederland een overvloed aan slecht gerunde innovaties juist door de focus op technologie. Emonts ziet te vaak gebeuren dat mensen bijna blind inspringen op technologische trends. “Neem bijvoorbeeld artificial intelligence (AI) of monitoring op afstand: mensen raken enthousiast, schaffen zomaar iets aan, gooien het bij wijze van spreken de organisatie in en that’s it. In 80 tot 90 procent van de gevallen werkt dat niet. Dat is niet hoe je innovatie implementeert en borgt.” 

Innovatie borgen in processen

Emonts: “Als we ons enkel beperken tot de technologie, gaat innovatie niet vliegen in de zorg. Slechts 10 procent van het hele innovatieproces is technologie. We moeten veel meer kijken naar het randvoorwaardelijk in orde maken van de factoren die bijdragen aan succesvolle innovaties. Hoe borg je bijvoorbeeld innovatie in de processen, hoe zorg je dat mensen ermee kunnen werken en dat de technologie wordt geïntegreerd in de bestaande infrastructuren? Ga je voorbij aan dit soort vragen, dan bereik je niet de volledige potentie van zorginnovatie en blijven positieve resultaten uit.” 

Geen blauwdruk voor succesvolle zorginnovatie

Helaas bestaat er geen blauwdruk of stappenplan voor succesvolle zorginnovatie. Maar er zijn zeker wel succesvolle innovaties. Emonts noemt bijvoorbeeld Spreekuur.nl: de digitale triage tool om de huisartsen te ontlasten. Of Pacmed, het slimme algoritme dat intensivisten van het Amsterdam UMC ondersteunt bij het bepalen van het juiste moment van ontslag. “Bij deze voorbeelden was het vertrekpunt niet de techniek, maar het probleem. Vanuit een behoefte is er stapsgewijs naar een oplossing gewerkt om zo continu te leren en verbeteren.” 

Vier ondernemers die er wel in lijken te slagen hun product op de markt te brengen, zijn Bo Wiesman (NewCompliance), Pieter Smakman (Manometric), Jan Hunik (ATRO Medical) en Rutger van Merkerk (Prolira) Ze delen hun tips en lessen.

Quadriple aim

In theorie hebben alle belanghebbenden hetzelfde doel. Vaak refereren zorginnovatoren aan de quadruple aim van zorginnovatie:

  1. Verbeteren van de gezondheid van de bevolking
  2. Verbeteren van de door de patiënt ervaren kwaliteit van zorg
  3. Verlagen van de zorgkosten
  4. Verhogen van de tevredenheid van zorgverleners

In de praktijk spelen er allerlei belangen waardoor er versnipperde initiatieven ontstaan die nauwelijks hun weg naar de reguliere zorg vinden. Iedereen probeert het wiel opnieuw uit te vinden in plaats van van elkaar te leren. 

Pilots en proeftuinen

Het ‘not invented here’-syndroom, postzegeldenken en competitiedrang staan opschaling van zorginnovatie in de weg. Pilots en proeftuinen genoeg, maar opschaling en implementatie blijken lastig. Emonts: “In Nederland proberen we van iedere regio een innovatie-hotspot te maken. We leren te weinig van elkaar, we delen nauwelijks successen, laat staan momenten dat het mis is gegaan. Om succesvolle voorbeelden grootschalig op te pakken, moeten we kennisdeling veel meer stimuleren.” 

Emonts roept zorgorganisaties daarom op realistisch te zijn over hun innovatievermogen. “Bijna iedere organisatie denkt dat ze voorop moeten lopen, maar dat hoeft niet en dat kan niet. Slechts een handjevol organisaties heeft de capaciteit, de middelen en de mensen om koploper te zijn. Wees dan een slimme volger en omarm wat anderen al hebben uitgedacht en ervaren op een efficiënte en tactische manier.” 

Slecht gesteld met kennisdeling

Volgens Maarten Ploeg, bestuurder en programmadirecteur bij VitaValley, is sowieso het slecht gesteld met de kennisdeling in Nederland. Hij denkt dat het gewoon te leuk is om weer een nieuw project op te starten. “Het primaire belang is dat mensen gezonder worden. Innovatie is wat mij betreft non-concurrentieel en non-exclusief.  We moeten niet experimenteren in gesloten omgevingen om de concurrentie voor te blijven. We concurreren straks, als de innovatie breed geïmplementeerd en succesvol is, wel op prijs. Als het om innovatie gaat, is marktwerking niet aan de orde. Ik hoop dat de overheid daar de leiding in neemt.” 

Het is lastig te verkroppen dat zorginnovatie zo moeizaam van de grond komt. Ploegs hartenkreet: “Blijkbaar vinden we het in Nederland niet erg dat grote groepen korter leven en in minder goede omstandigheden.  Als we het echt erg genoeg zouden vinden, dan zouden we het wel aanpakken en er een politieke moonshot van maken. Nu, met de covid-crisis, zeggen we wel dat we aan leefstijl moeten werken, maar we bedoelen dat we de ic’s niet vol willen laten lopen. Maar, gelukkig, zie ik in deze tijd ook meer ruimte ontstaan voor zingeving, roeping en spiritualiteit. Dat stemt hoopvol.” 

Opschalen van pilots

Een enorme uitdaging zit al in het omarmen en opschalen van pilots. Zo’n 90 procent van de pilots krijgt nooit opvolging, vertelt Ploeg. Vaak zijn pilots en proeftuinen subsidie-gedreven. Daardoor is er nauwelijks aandacht voor de periode na de subsidie. “Neem bijvoorbeeld wetenschappers: zij hebben belang bij goed onderzoek, maar geen inhoudelijk belang om het onderzoek in praktijk te brengen. Het één kan niet zonder het ander. Dan gooi je dus maatschappelijk geld weg en niemand heeft iets aan pilots die geen doorgang hebben, die kennis wordt nergens geïmplementeerd. Dat is wrang.” 

Hoe je ervoor zorgt dat het niet bij een pilot blijft? Ploeg pleit voor het maken van een prospectieve businesscase voor iedere pilot. Geen businesscase, geen pilot. “De proeftuinen, pilots en experimenten zijn goed bedoeld, maar het ontbreekt aan duidelijke go/no-go criteria, zowel inhoudelijk als op basis van sociaaleconomische effecten. Maak die businesscase met alle belanghebbenden, van zorgverzekeraar tot gemeente, en evalueer.” 

Eisen aan subsidies

Emonts denkt dat meer pilots hun weg vinden naar de echte wereld als die echte wereld ook beter wordt nagebootst en meegenomen in de pilotfase. In de afgebakende pilotomgevingen worden voorwaarden gecreëerd die niet gelden in de echte wereld. Door juist wel te kijken naar bekostiging, wet- en regelgeving en andere elementen, heeft een pilot veel meer kans van slagen. 

De overheid kan hier ook zeker een rol in spelen, meent Ploeg. “Ik denk dat de overheid uitgedaagd moet worden om niet al te versnipperd projecten uit te zetten, maar echt alleen robuuste, door alle belanghebbers gedragen programma’s te voeren. Als de overheid grote sommen subsidies voor onderzoek uitgeeft, dan mag die daar best eisen aan stellen. Bijvoorbeeld dat er een prospectieve business case is gemaakt en dat het project gedragen is door alle belanghebbers. En dat de kennis landelijk gedeeld wordt. 

Landelijke kaders 

In de Kamerbrief schrijven de ministers en staatssecretaris dat digitale zorg niet tegenover fysieke zorg geplaatst moet worden, maar een vanzelfsprekend onderdeel van de zorg moet zijn. Ze schrijven: “Om dat te realiseren, is meer nodig dan het simpelweg volgen en monitoren van ontwikkelingen, maar harde afspraken met het veld en doorpakken op bestaande acties. Wij roepen iedereen in de zorg op de verantwoordelijkheid te pakken, het initiatief te nemen en de samenwerking op te zoeken.”

Aan deze oproep geeft ieder voor zich gehoor, vandaar al die losse initiatieven en beperkte samenwerking. Ploeg: “Het is goed om je af te vragen waarom je eigenlijk niet samenwerkt. Dat is een simpele vraag met vaak een taai antwoord: moeilijk, druk, slechte ervaringen, verkeerde informatie, of gewoon geen zin. Maar, als zorgprofessionals, zorginnovatoren en alle andere belanghebbenden terug gaan naar de basis van waarom zij ooit voor de zorg kozen, dan verdwijnen alle bezwaren.” 

Zowel Emonts als Ploeg pleiten voor kaders waar alle opinieleiders in Nederland achter staan. Dat moet op landelijk niveau, vindt Ploeg. “Zorginnovatie is niet gebaat bij een individuele zorgverzekeraar als partner, maar bij Zorgverzekeraars Nederland (ZN) als partner.”

Emonts ziet een onafhankelijke regievoerder voor zich die een nationale stip op de horizon zet. Die onafhankelijke regievoerder moet boven partijen als VWS, ZN, NVZ en de NZa opereren en alle verschillende belangen in één perspectief zetten. Emonts: “Die kaders zijn dan waar we als nationale zorg naartoe werken. Gaandeweg wordt steeds duidelijker hoe we daar komen.”

Meer innovatie op Dutch Health Hub

 

Uitgelicht

Persberichten

Plaats zelf je persbericht

Lees meer

Gerelateerde artikelen