Het regeerprogramma van Kabinet Schoof I zet vooral in op digitale zorg, AI en elektronische gegevensuitwisseling. MIND vindt dat hier sprake is van techno-optimisme; het idee dat technische innovaties complexe maatschappelijke problemen kunnen oplossen. Digitale zorg en gegevensuitwisseling bieden kansen, maar leveren ook risico’s op voor de privacy, het vertrouwen en de behandelrelatie.
En dat zijn belangrijke voorwaarden voor de kwaliteit en effectiviteit van de geestelijke gezondheidzorg. MIND roept daarom in een brief aan de Tweede Kamer op om de mens centraal te stellen bij digitalisering in de ggz. MIND-directeur Dienke Bos benadrukt: “Zorg voor een omgeving die voor cliënten veilig genoeg is om hun verhaal te vertellen, waarborg de kwaliteit van zorg en behoud het menselijk contact.”
Leer van ervaringen
Digitale zorg biedt veel kansen, ook voor cliënten. Daarom vindt MIND het een goede ontwikkeling dat er meer middelen gaan naar stimuleringsregelingen voor digitale zorgtoepassingen. “Toch is het belangrijk om niet puur vanuit kostenbesparing en efficiëntie naar digitale zorg te kijken. Uiteindelijk gaat het om de mens, de cliënt met een zorgvraag,” aldus Dienke Bos.
“Waar heeft iemand behoefte aan en hoe kan digitale zorg hierin voorzien?” Er is nog te weinig onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit en ervaringen van cliënten met deze vorm van zorg. Bovendien is er weinig toezicht op de kwaliteit en ontbreekt het aan regelgeving, richtlijnen en kaders rondom de kwaliteit en inzet van digitale zorg.
Vertrouwensrelatie
“Digitalisering van zorg mag niet ten koste gaan van de vertrouwensrelatie tussen behandelaar en cliënt: het fundament voor een succesvolle behandeling.” MIND pleit ervoor dat ervaringskennis centraal staat in de ontwikkeling en implementatie van digitale zorg. Alleen zo kan digitale zorg aansluiten bij de behoeften van mensen, passend worden ingezet en bijdragen aan de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg.
Gegevensuitwisseling heeft het potentieel om medische fouten te voorkomen en daarmee de veiligheid van zorg te verbeteren. De middelen die hiervoor beschikbaar worden gesteld, zijn dan ook zeer welkom. “Tegelijkertijd is gegevensuitwisseling een gevoelig onderwerp in de ggz. Denk aan de ophef rond de HONOS+ vragenlijst,” waarschuwt Dienke Bos.
“Het idee dat gegevens misschien niet binnen de vier muren van de spreekkamer blijven, maakt het voor cliënten moeilijk om zichzelf open te stellen in de behandeling en kan ertoe leiden dat mensen zorg gaan mijden. Ook hier moet niet aan de mens voorbij worden gegaan.” Het maatschappelijk belang en de individuele privacy en veiligheid moeten continu afgewogen worden. “We roepen hierbij op om de informatiepositie en eigen regie van mensen over hun gezondheidsgegevens te verbeteren. En áls gegevens worden uitgewisseld, dat cliënten erop kunnen vertrouwen dat dit veilig gebeurt.”