Om de samenwerking tussen de huisartsen en sociaal domein efficiënter te maken, moet eerst de relatie tussen huisartsen en regionale huisartsenorganisaties (RHO) beter worden. Danique Hesselink komt met een stappenplan.
Een groeiend aantal patiënten komt bij de huisarts met lichamelijke klachten waarvoor geen duidelijke medische oorzaak te vinden is. Veel van deze patiënten kampen met sociaal-maatschappelijke problemen zoals schulden, eenzaamheid of armoede. Omdat deze problemen vaak beter passen binnen het sociaal domein, komt de huisarts regelmatig onder druk te staan om deze patiënten toch verder te helpen. Dit vergroot niet alleen de werkdruk, maar leidt tot inefficiëntie in de zorg.
Poortwachter van de zorg
De huisarts heeft, als poortwachter van de zorg, een belangrijke rol in de coördinatie van patiënten naar zorgprofessionals buiten de eerste lijn. Maar die kampt met gebrek aan tijd én organisatiekracht. De regionale huisartsenorganisatie (RHO) bezit deze organisatiekracht wel én is er om de huisarts te ontzorgen. De RHO kan een belangrijke ondersteunende en faciliterende rol spelen voor de huisartsen. Maar de relatie tussen de RHO en de huisartsen is niet altijd even goed. Het ontbreekt aan duidelijke randvoorwaarden, draagvlak en vertrouwen.
Samenwerking met RHO’s
Danique Hesselink, klinisch informaticus bij Medrie, onderzocht in kader van de opleiding Klinische Informatica aan de TU/e hoe de samenwerking tussen huisartsen en RHO’s te verbeteren is, om zo de samenwerking tussen huisartsen en het sociaal domein te optimaliseren en kwetsbare patiënten beter te kunnen helpen.
In haar onderzoek maakt Hesselink gebruik van het Regenboogmodel voor integrale zorg, ontwikkeld door haar wetenschappelijk begeleider Pim Valentijn. In dit model staan de behoeften van de patiënt centraal. Op basis van de behoefte van een groep patiënten, oftewel een populatie, zijn verschillende vormen van klinische, professionele en organisatorische samenwerking te initiëren. In dit onderzoek gaat het om patiënten met sociaal-maatschappelijke problematiek. Die zijn het slachtoffer van de ongecoördineerde samenwerking tussen zorg en sociaal domein.
Toegankelijkheid
Huisartsen zijn de ‘redders’ van deze patiënten, vanwege hun goede toegankelijkheid. Hesselink ziet dat die gefrustreerd raken. “Deze zorgvraag meet veel tijd en geld in beslag vanwege het ontbreken van een goed doorverwijs- en samenwerkingsmechanisme naar het sociaal domein.”
De RHO’s proberen op hun beurt weer de ‘redder’ van de huisartsen te zijn. Maar de huisartsen zien die regionale organisaties niet zo. Duidelijke kaders en richting ontbreken en er is sprake van gebrek aan vertrouwen. Hesselink: “De huisarts vindt dat de RHO zich niet hoeft te bemoeien met iets wat geen huisartsgeneeskunde is.”
Stappenplan voor betere samenwerking
Hoe is de relatie tussen huisartsen en RHO’s te verbeteren? Op basis van haar bevindingen ontwikkelde Hesselink een praktisch stappenplan. Dit stappenplan beschrijft hoe de regionale huisartsenorganisatie de samenwerking kan vormgeven. Het motto ‘van, voor en door de huisartsen’ is leidend.
1. Bewustwording en behoeftebepaling
“Begin bij de patiënt”, adviseert Hesselink. “Om welke patiënten gaat het en welke behoefte hebben zij? Waar hebben deze patiënten last van en waarom bezoeken ze de huisarts? Welke verwachting hebben ze van de huisarts?” Daarnaast raadt ze aan om te kijken bij de huisarts zelf. “Wat is het probleem voor de huisarts met betrekking tot het leveren van zorg aan de patiënt die centraal staat? Wat moet de huisarts bijvoorbeeld organiseren om te voldoen aan de verwachtingen van de patiënt? Is de huisarts de juiste persoon om te voldoen aan deze verwachtingen?” Als laatste is het goed om ook het systeem in kaart te brengen. “Denk hierbij aan wet- en regelgeving waar je mee te maken krijgt en beleidsnotities die ten grondslag liggen aan het vraagstuk.”
Na elke fase is het belangrijk om te spiegelen en een go of no go op te halen, volgens Hesselink. “Na de eerste fase gaat het om herkenning van het probleem, de urgentie van het probleem en vervolgens het formuleren van een opdracht voor de RHO.”
2. Verkennen en ontdekken
De tweede fase is verkenning. Hier gaat de RHO samen met een aantal huisartsen of praktijkondersteuners verkennen hoe de samenwerking vorm te geven is. Hesselink: “Je gaat aan de slag met het uitwerken van de benodigde randvoorwaarden en maakt een regioplan. Schets daarbij allereerst de wensen van de professionals en schets daarna hoe de ondersteuning vanuit de RHO eruit kan zien.”
Ook na deze fase is het van belang om te spiegelen en een go/no go op te halen. Dat kan door het gemaakte plan en de opgestelde randvoorwaarden bij de achterban te toetsen. “Schaaf bij waar nodig en toets opnieuw. Vraag collectief om een akkoord en leg dit vast.”
3. De ontdekkingsfase
In deze fase gaan de RHO en huisartsen kijken of de randvoorwaarden die ze gezamenlijk hebben opgesteld bruikbaar zijn in de praktijk. “Monitor daarbij als RHO de wensen en behoefte van de huisarts en blijf onderzoeken of de rol van de organisatie nog aansluit”, beveelt Hesselink aan. “Stel bij indien nodig. Niets is in beton gegoten. De focus ligt op het gezamenlijk belang: de patiënt moet de juiste zorg krijgen en de samenwerking moet dit mogelijk maken.”
Toekomstbestendig
Het verbeteren van de samenwerking tussen de huisartsenzorg en het sociaal domein is een complexe uitdaging, maar wel een noodzakelijke om de zorg toekomstbestendig te maken. Een betere relatie tussen de RHO en huisartsen is daarbij een eerste doel. De rol van de RHO is daarbij cruciaal: die moet niet alleen faciliteren, maar ook voortdurend toetsen of de samenwerking in lijn is met de verwachtingen van de huisartsen. Alleen zo kan domein-overstijgende samenwerking een succes worden, concludeert Hesselink.
Haar stappenplan biedt hiervoor een gestructureerde aanpak. “Door te beginnen bij de behoeften van de patiënt en stap voor stap de samenwerking te organiseren, is de werkdruk voor huisartsen te verminderen en krijgen patiënten de zorg die ze nodig hebben.”