Sander de Hosson blijft vechten voor palliatieve zorg

Sander de Hosson
Rob Bruntink
15 juni 2021
4 min

Sander de Hosson is een man met een missie. Onvermoeibaar zet deze longarts zich in voor een betere palliatieve zorg in Nederland. Met succes. Al blijft er nog genoeg om naar te streven. Vier actiepunten.

1. Palliatieve zorg moet in opleiding geneeskunde

“Onderwijs. Onderwijs. En onderwijs.” Zie daar de samenvatting van de belangrijkste prioriteit van De Hosson. In landen als Engeland en Ierland is palliatieve zorg een medisch specialisme. Een land als Nederland vormt binnen Europa het andere uiterste. In de opleiding geneeskunde komt palliatieve zorg nauwelijks aan de orde. “Je kunt na acht jaar studie aan een medische faculteit afstuderen zonder dat je kennis over palliatieve zorg hebt opgedaan”, zegt De Hosson. “Dat is natuurlijk uitermate vreemd, als je weet dat we al vele jaren in een land leven waarin een meerderheid van de bevolking aan de gevolgen van een langdurige ziekte overlijdt. Palliatieve zorg richt zich immers bij uitstek op die categorie. Waarom worden artsen daar niet op voorbereid?”

Hij wijst op het programma O2PZ: Onderwijs en Opleiding Palliatieve Zorg. Een miljoenenproject van de overheid dat erop gericht is onderwijsprogramma’s te maken voor alle niveaus verpleegkundigen, maar ook voor artsen. “De programma’s liggen klaar. De medische faculteiten zijn nu aan zet. Zij moeten haast maken met de implementatie daarvan. Daar zit helaas nog weinig beweging in. We hebben meer dan tien hoogleraren palliatieve zorg in Nederland. Ik hoop dat ze achter de schermen druk bezig zijn de druk op te voeren. Anders zijn ze hun bestaan niet waard.”

2. Investeer in transmurale zorg

“Uit allerlei binnenlandse en buitenlandse onderzoeken is bekend dat ongeneeslijk zieke mensen in de laatste weken van hun leven relatief vaak naar het ziekenhuis worden ingestuurd. Daar zitten veel onnodige verwijzingen tussen. Dat heeft twee grote nadelen. Het wordt patiënten onmogelijk gemaakt in relatieve rust in de eigen omgeving te verblijven én het kost ontzettend veel geld.”

De Hosson wil het probleem bij de bron aanpakken. “Het probleem is dat we in de zorg niet tijdig genoeg vaststellen dat genezing er niet meer in zit voor de patiënt. Zo blijven we maar doorbehandelen en doorbehandelen. Het vereist lef van individuele zorgverleners om hardop te zeggen dat ‘beter worden’ niet meer mogelijk is. Dat is nodig. Want dan kun je de focus verschuiven van de kwantiteit van het leven naar de kwaliteit van het leven. Kijk je naar de komende decennia, dat zal de ‘palliatieve doelgroep’ alleen maar stijgen.”

“De huidige infrastructuur kan hen niet opvangen. We zullen meer moeten investeren in transmurale zorg. Daar hoort ook een nieuwe voorziening bij, tussen eerste en tweede lijn in. Een goed voorbeeld is het Marie Curie Hospice in Liverpool. Dat levert hoogstaande palliatieve zorg binnen en buiten de muren, onder verantwoordelijkheid van een medisch specialist. Daar moeten we in Nederland ook aan bouwen. Ik heb daarover al gesprekken gevoerd met Zorgverzekeraars Nederland. Het mes snijdt aan twee kanten: het levert betere zorg voor de patiënt op, en het is goedkoper.

3. Kijk breder dan de medische neus lang is

Palliatieve zorg richt zich volgens de theorie, zoals samengevat in de WHO-definitie maar ook in het Kwaliteitskader Palliatieve Zorg, op vier dimensies. Dat zijn de lichamelijke, psychische, sociale én existentiële behoeften van patiënten en naasten. Volgens De Hosson mag nog flink geïnvesteerd worden in die brede kijk. “Vooral die existentiële behoeften krijgen te weinig aandacht. In de alledaagse palliatieve zorgverlening gaat het nog veel te veel over chemotherapie of morfinepompen: over de somatische kant dus. Natuurlijk moet er aandacht zijn voor de bestrijding van de lichamelijke klachten die patiënten hebben. Dat is uiteraard van grote waarde. Maar wat men in de praktijk lijkt te vergeten, is dat het gesprek over zingeving even veel waarde kan hebben voor de patiënt. Zorgverleners moeten leren wat verder te kijken dan ze tot nu toe gewend zijn. Misschien zijn daar bij- en nascholingen voor nodig. Bij– en nascholingen waarin ze leren hoe ze in gesprek kunnen gaan over zingeving. Dat zou een enorme bijdrage kunnen leveren aan betere zorg.”

4. Werk met compassie en empathie  

“Een patiënt aan wie je palliatieve zorg verleent, is een ander type patiënt dan die met een gebroken arm. Het grote verschil zit ‘m in het toekomstperspectief. Bij die palliatieve patiënt is dat beperkt. Dat vereist een andere houding. Je moet als zorgprofessional dan wat minder zorgprofessional en wat meer medemens zijn. In je houding mag wat meer empathie en compassie doorklinken. Daarbij gaat het om goed luisteren, stiltes durven laten vallen. Ga naast de patiënt zitten, neem de tijd, zet je telefoon uit: bén er echt voor die patiënt. Ik ga er vanuit dat het vermogen om empathie te tonen en compassie te voelen in ieder mens aanwezig is. Waar het nog wel aan schort in de Nederlandse zorgverlening, is dat dit de ruimte mag krijgen. Zorgprofessionals zijn daarin nog wat te terughoudend. Het wordt soms ‘niet professioneel’ genoemd. Terwijl ik denk dat het een basisvoorwaarde is voor goede palliatieve zorg. En laten we wel wezen: óók de patiënt met die gebroken arm kan natuurlijk baat hebben bij die houding.”

Meer palliatieve zorg op Dutch Health Hub

 

Persberichten

Plaats zelf je persbericht

Lees meer

Gerelateerde artikelen