Om de ggz bereikbaar te houden voor mensen die ‘echt psychische zorg nodig hebben’, is een andere omgang met psychische kwetsbaarheden nodig. Dat stellen InEen, LHV, MEERGGZ, MIND, de Nederlandse ggz, Sociaal Werk Nederland, VNG en Zorgverzekeraars Nederland in een gezamenlijke brief aan minister Helder van VWS. Sleutelwoorden hierbij zijn: preventie, aandacht voor mentale gezondheid en brede regionale samenwerking.
Dankzij de aandacht voor de wachtlijsten kan inmiddels de helft van de cliënten binnen de norm van één maand terecht voor een intakegesprek. Toch stonden er begin dit jaar 40.000 mensen al langer dan veertien weken op een wachtlijst.
Onnodige instroom
Volgens de veldpartijen zijn de wachtlijsten een symptoom van een breder probleem, dat de ggz niet eigenstandig kan oplossen. “Wachttijden zijn niet alleen een probleem van de ggz”, zegt Wout Adema, directeur Zorg van Zorgverzekeraars Nederland (ZN).
“De problemen van mensen ontstaan vaak dichtbij huis. Daarom is het belangrijk om die problemen ook dáár op te lossen, in samenwerking met het sociaal domein en de gemeenten. Want het aanpakken van de sociale problemen en het versterken van de sociale basis in wijken voorkomen onnodige instroom.”
Maatschappelijke omslag
In de brief pleiten de veldpartijen voor een ‘maatschappelijke omslag’ in de omgang met psychische kwetsbaarheden. Sleutelwoorden hierbij zijn preventie en doelbewuste versterking van de mentale gezondheid.
“Het helpt om daar zo vroeg mogelijk mee te beginnen”, aldus de briefschrijvers. “Bij jongeren en adolescenten en waar nodig ook de hulp aan hun opvoeders in samenhang te organiseren.”
Mentale druk
Daarnaast willen ze af van het medicaliseren van levensproblemen. Dit moet gepaard gaan met het aanpakken van achterliggende maatschappelijke oorzaken van psychische kwetsbaarheden, zoals armoede, eenzaamheid, slechte huisvesting en onveilige wijken. In het verlengde hiervan moet er ook aandacht komen voor kwesties als afnemende sociale cohesie, de snelheid en complexiteit van leven, sterke individualisering en de nadruk op zelfredzaamheid.
Voor een groeiende groep mensen is dit niet meer bij te houden, geloven de briefschrijvers, en wordt de (mentale) druk te hoog. “Steeds meer mensen hebben moeite om aan de verwachtingen te voldoen”, zegt Marjan ter Avest, directeur van cliëntenorganisatie MIND. “We moeten daarom zorgen voor een samenleving die minder druk op ons als individu uitoefent en die cohesie bevordert.”
Regionaal samenspel
Deze nieuwe aanpak vraagt niet zozeer een overkoepelend landelijk beleid als wel regionaal samenspel. Ggz-aanbieders, huisartsen, vrijgevestigden, ggd’en, herstelcentra, ervaringsdeskundigen, woningcorporaties, zorgverzekeraars, gemeenten en zorgvragers en hun vertegenwoordigers zouden samen moeten bekijken waar op lokaal niveau de schoen wringt.
Basis op orde
Naast een oproep aan de minister bevat de brief ook een belofte om de eigen basis op orde te brengen. Daarbij gaat het onder meer om het inrichten van een transfermechanisme en regionale doorzettingsmacht. Speciaal aandachtspunt zijn bruikbare en valide data. Bij onvoldoende betrouwbaarheid moet hier meer toezicht op komen. De briefschrijvers merken hierbij wel op dat de ggz en de zorgverzekeraars veel aandacht en tijd kwijt zijn aan de invoering van het nieuwe zorgprestatiemodel.
Randvoorwaarden
In de brief stippen de betrokken organisaties verschillende randvoorwaarden aan. Om te beginnen moet er meer regelruimte komen tussen de Zvw, Wlz, Jeugdwet, Participatiewet en Wmo. Alleen op die manier kunnen regionale partners over de schotten heen werken en good practices landelijk opschalen.
Geld is ook een punt van zorg. Gemeenten moeten duidelijkheid hebben over de financiële mogelijkheden bij het organiseren van preventie vanuit het sociaal domein. Hetzelfde geldt voor de financiering van de cliëntbetrokkenheid in de regio.
Bovendien moet er meer helderheid komen over de rol van vrijgevestigden (ZZP’ers) in de aanpak van de wachttijden. Om die samenwerking te bereiken, is het verenigen van vrijgevestigden in de zorgregio’s een noodzakelijke voorwaarde, vinden de briefschrijvers.