Zorgopleidingen van de toekomst: praktijkroutes

Praktijkroutes
Floor van Dijck
25 augustus 2021
4 min

De zorgopleidingen van de toekomst verbinden school en werkvloer.  Met praktijkroutes gaan leerlingen niet meer naar school om te leren. De school komt naar het zorgcentrum om daar aan de slag te gaan met onderwerpen uit de praktijk. 

Een opleiding waar de studenten meteen in de praktijk leren. Waar ze niet of veel minder naar school gaan en waar de docenten naar de zorgcentra komen om daar les te geven. Waar het curriculum wordt bepaald aan de hand van wat studenten in de praktijk tegenkomen en waarbij iedereen van elkaar leert. Deze praktijkroutes zijn een nieuwe, hybride vorm van praktijkonderwijs in het MBO, waar op verschillende plekken in het land mee wordt geëxperimenteerd. Dit kan een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het oplossen van het personeelstekort in de zorg.

Karel Kans is onderzoeker bij het ECBO, het expertisecentrum beroepsonderwijs. Hij onderzoekt deze nieuwe praktijkroutes in de zorg, samen met vier ROC’s, Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) en Vilans. “Traditioneel heb je in het MBO twee leerroutes.  Studenten die de BBL volgen, werken gemiddeld vier dagen in de praktijk en zitten één dag op school. In de BOL is de uding tussen school en praktijk ongeveer andersom:  gemiddeld 60 tot 80 procent op school en de rest van de tijd stage lopen”, legt Kans uit.

Mix tussen BOL en BBL

“De praktijkroutes zijn erop gericht op BOL-studenten meer in de praktijk te krijgen. Ze zijn een soort mix tussen de twee leerwegen. Het overkoepelende idee is dat de studenten de hele week in de zorginstelling aanwezig zijn. Ze draaien een aantal dagen mee in de praktijk en volgen de rest van de dagen ook in die instellingen hun onderwijs. In dat onderwijs zijn de leervragen die studenten gedurende de week opdoen leidend, zodat theorie en praktijk makkelijker te verbinden zijn.” Een voorbeeld van toepassing van praktijkroutes zijn de wijkleercentra van het Graafschap College in de Achterhoek. 

Onderzoek naar praktijkroutes

Kans: “We doen onderzoek bij vier verschillende onderwijsinstellingen. We kijken onder meer naar de manier waarop de zorg- en onderwijsinstellingen invulling geven aan de praktijkroute, de uitdagingen die er zijn, en de uitgangspunten die zij hanteren. Zien de school en de zorginstelling opleiden als iets individueels of is het uitgangspunt om een collectief lerende organisatie te zijn?”

Een ander voorbeeld is volgens hem co-creatie: het uitgangspunt om in een gelijkwaardig partnerschap tussen zorg en onderwijs de praktijkroute vorm te geven. “Dat is vaak makkelijker gezegd dan gedaan. De zorginstelling gaat zich met met het onderwijs bemoeien en de onderwijsinstelling met wat de studenten op de werkvloer doen. Ze komen steeds meer op elkaars terrein. Juist nu, door corona, blijkt dat sommige instellingen het moeilijk vinden om autonomie met elkaar te delen. Sommige instellingen schieten in de reflex van meer controle en dus minder samenwerking. Er waren er die van de ene op de andere dag de deuren dicht gooiden voor de opleiding.”

Verschillende praktijkroutes

Het doel van het onderzoek is om tools te ontwikkelen waarmee de ontwikkelaars van praktijkroutes deze nog beter kunnen maken. Het gaat om instrumentontwikkeling voor de praktijk, voor zowel zorginstellingen als onderwijsinstellingen. “We hanteren hierbij een scenario-aanpak. We onderzoeken wat drijvende factoren zijn achter de ontwikkeling van de praktijkroutes en waarop de ontwikkelaars kunnen sturen. Dit doen we door groepsinterviews te houden met studenten, professionals, docenten en experts, over veranderingen op het gebied van leren, werken en zorg.”

“De scholen voeren een deel van het onderzoek zelf uit. We zoeken met elkaar naar de kenmerkende elementen in de verschillende praktijkroutes en kijken hoe je die kunt vertalen naar scenario’s waar de scholen en zorginstellingen iets mee kunnen. We hebben wat vertraging opgelopen door corona, maar we hopen uiterlijk begin 2023 deze tools te kunnen presenteren.”

Meester-gezel

De knelpunten die Kans tegenkomt, zijn vaak praktisch. “Er moet bijvoorbeeld in de zorginstelling ruimte zijn om daar onderwijs te organiseren. Vrij cruciaal is de positie van de werkbegeleiders. Hebben ze een visie van meester-gezel of gaan ze de uitdaging aan om samen met de student (verder) te leren? Soms vraagt deze opleidingsvorm nog wel wat missiewerk in de praktijk. Dat is dan geen onwil, maar soms nemen praktijkbegeleiders de manier waarop ze zelf ooit zijn opgeleid als uitgangspunt. Dat moet nu ineens anders.”

“Ook van docenten vraagt het minder klassikaal lesgeven een bredere expertise op hun vakgebied. De leervragen kunnen overal over gaan, ook buiten de grenzen van het vak dat je normaal geeft.”

Professionele ontwikkeling

Vooral de studenten die goed kunnen omgaan met meer vrijheid en minder structuur zijn enthousiast. Ze geven aan dat ze de kortere lijnen tussen theorie en praktijk en tussen student en instelling heel prettig vinden en dat ze zich onderdeel van het team voelen. Ook betrokken docenten zijn enthousiast. Er is meer ruimte voor individuele leertrajecten en inspringen op de actualiteit

Kans: “Voor de zorginstellingen biedt deze manier van werken een mogelijkheid om ook de eigen medewerkers mee te laten draaien in de leervragen van die studenten, zodat die zich op deze manier ook blijven ontwikkelen. Daar heeft het ook een verrijkend effect. Ik verwacht dat deze studenten zich ontwikkelen tot professionals met meer oog voor hun eigen constante professionele ontwikkeling, die met een meer onderzoekende houding aan het werk gaan.”

Uitgelicht

Persberichten

Plaats zelf je persbericht

Lees meer

Gerelateerde artikelen