Na tien jaar is Positieve Gezondheid niet meer weg te denken uit de Nederlandse zorg. Ook over de grens vindt het model steeds meer navolging: van België en Duitsland tot in IJsland en Japan dringt de Positieve Gezondheid door.
Precies tien jaar geleden publiceerden Machteld Huber en collega’s over een nieuw concept van gezondheid: ‘Health as the ability to adapt and self-manage’. In Nederland is dit verder ontwikkeld tot Positieve Gezondheid. Onder de titel ‘Positive Health in Primary Care, the Dutch example’ presenteert het institute for Positive Health (iPH) nu in boekvorm de lessen en ervaringen van tien jaar aan een buitenlands publiek.
Veerkracht en eigen regie
Mensen zijn niet hun aandoening. Dat is misschien wel het belangrijkste inzicht dat Huber en de andere pleitbezorgers van Positieve Gezondheid de wereld hebben meegegeven. Bij Positieve Gezondheid ligt het accent niet op ziekte en zorg, maar op veerkracht en eigen regie. Daarmee verandert ook de rol van de zorgverlener. In plaats van te zorgen en zo de patiënt de teugels uit handen te nemen, ondersteunt de zorgprofessional de patiënt in diens zoektocht naar een volwaardig, betekenisvol leven.
“Het heeft een paar jaar geduurd voordat Positieve Gezondheid wortel heeft geschoten”, zegt Barbara Piper, trainer Positive Health en voormalig hoofd van de Academie voor Positieve Gezondheid. “Maar je merkt dat het in alle hoeken van de samenleving leeft.” De cijfers lijken haar gelijk te geven. Niet zonder trotst vermeldt Piper dat afgelopen maand de honderdste trainer is opgeleid, gecertificeerd en wel.
Landelijke implementatie
“Wij zijn nu bezig in IJsland”, vertelt Piper.“ Daar is het concept ineens vliegen en gaat het toe naar landelijke implementatie. Hoe gaaf is dat?” Misschien is een land met 350.000 inwoners niet helemaal representatief, maar ook in België, en Japan worden elementen van de methode toegepast en in Duitsland wil men er ook mee aan de slag. “
Er is overal grote behoefte aan een beweging van ziektegerichte naar gezondheidsgerichte en toekomstbestendige zorg”, zegt Karolien van den Brekel, huisarts, trainer en medeauteur van Positive Health in Primary Care. “Het model van Positieve Gezondheid helpt daar bij. We praten niet alleen, maar bieden ook handvatten voor actie.”
Zorginnovatie
Succes in binnen- en buitenland kan niet verhullen dat er nog volop werk aan de winkel is. “Zorginnovatie in de zorg is als zwemmen in de stroop”, reageert Van den Brekel. “Op inhoud vindt elke professional Positieve Gezondheid interessant, het sluit goed aan bij ontwikkelingen als persoonsgerichte zorg, ‘samen beslissen’ en toeleiding naar wijkgerichte samenwerking; maar als het geld voor innovatieprojecten op is, stopt het. Of het werk is zo druk dat professionals in de waan van de dag op het oude systeem terugvallen. Nu wordt het alleen maar drukker en drukker, dus we gaan nog meer in de waan van de dag leven.”
Daarbij zijn ingebakken reflexen soms sterker dan de wil om te veranderen. Zorgverleners lijken nu eenmaal van nature te willen zorgen. “Omdat ze ziektegericht zijn opgeleid in een ziektegericht systeem”, reageert Van den Brekel. “
Natuurlijk is het nog steeds belangrijk om medische diagnoses te leren stellen, maar professionals moeten ook leren breder te kijken en andere gesprekken te voeren.” “Als je kijkt naar de kunst van het helpen, dan kom je al snel bij eigen regie”, stelt Piper. “Maar mensen zijn zo gewend om zich te richten op wat er niet kan. Van trainers hoor ik ook weleens dat de professionals die ze begeleiden denken: ‘oh weer een model, ik moet weer iets snappen voor ik het verder kan brengen…’.”
Tekort aan mensen en middelen
Geluiden als deze kunnen Van den Brekel en Piper niet afschrikken. Daarvoor is hun opdracht als trainer te urgent. “We hebben echt een groot probleem, niet over tien jaar, maar nu”, zegt Van den Brekel. “Covid maakt het tekort aan mensen en middelen pijnlijk zichtbaar. Goede professionals raken uitgeblust omdat ze het werk zoals het nu is niet meer leuk vinden. We hebben bovendien een enorme verstopping van de zorg. Positieve Gezondheid is een mooi handvat om de zorg slimmer en duurzamer in te richten. Om te beginnen levert het een bijdrage aan de gezondheid van professionals. Daarnaast leren mensen wat ze zelf kunnen en moeten doen voor hun gezondheid. Dan blijkt dat antwoorden op hun vragen vaak niet binnen het medische domein te vallen, maar in het sociaal-maatschappelijk domein te liggen. Die slag kan veel opleveren.”
Veerkracht ontwikkelen
Ook na tien jaar leven er nog de nodige misverstanden rond Positieve Gezondheid. Volgens sommige critici kan de methode een gelegenheidsargument vormen voor bezuinigingen op de zorg. Mensen met handicaps en beperkingen moeten daar maar mee leven. “Het is beslist niet: jongens we hebben geen geld meer, dus zoek het maar lekker zelf uit”, reageert Van den Brekel. “Het gaat over breed kijken naar gezondheid en vooral naar wat er wel kan om een gezond(er) leven te ervaren. Eigenlijk is het een omslag van ‘ik heb een probleem en iemand moet het oplossen’ naar ‘hoe kan ik de veerkracht ontwikkelen om mijn mogelijkheden te benutten’.”
Domein-overschreidende samenwerking
Om Positieve Gezondheid op een hoger plan te brengen, is de komende jaren domein-overschrijdende samenwerking in de regio van groot belang, denken Van den Brekel en Piper. Daarom gaan Alles is Gezondheid en het Institute for Positive Health samenwerken. De bal gaat meer liggen bij de mensen zelf, de kracht van burgerinitiatieven en samenwerkingen tussen zowel nulde, eerste en tweede lijn zijn van belang. Het gaat om het stimuleren van gezondheid van de mens zelf èn de omgeving.
Boodschap voor nieuw kabinet
Dit kan niet zonder beleidsmatige rugdekking, vindt Van den Brekel. Voor een nieuw kabinet heeft ze dan ook duidelijke boodschap. “Niet alleen met woorden steunen, maar ook met daden en dus geld erin steken. Wat mij betreft gaat 10 procent van het zorgbudget naar preventie en gezondheid. Nu is dat 2 procent. Positieve Gezondheid drijft nu vooral op enthousiasme van mensen die erin geloven. Maar er zijn financiering en capaciteit nodig, anders blijven het versnipperde initiatieven.”