Het is een bekende valkuil bij innovatie dat de nadruk vooral op technologie ligt. De eindgebruiker wordt nogal eens vergeten. Hoe hou je die centraal? Philadelphia Zorg heeft de cliënt continu als rode draad bij de verdere ontwikkeling van de sociale robotica.
In het Meerjarenprogramma Sociale Robotica ontwikkelt Philadelphia een platform voor sociale robotica en AI. Daarvoor heeft de zorgaanbieder een speciaal robotteam opgezet dat 365 dagen per jaar samenwerkt met cliënten. Het onderzoek vindt namelijk plaats met de inzet van robots die in de dagelijkse zorg worden ingezet bij cliënten met een specifieke zorgbehoefte.
Co-creatie met cliënten
De robots van Philadelphia worden ingezet voor ondersteuningsbehoeften en ontwikkeldoelen van cliënten. Binnen deze samenwerking wordt veel informatie verzameld die vervolgens verwerkt kan worden voor de verdere ontwikkeling.
“We hebben momenteel zes Pepper-robots die 365 dagen worden ingezet in de dagelijkse zorg”, legt Kuiper uit. “Zo doen we onze onderzoek en ontwikkeling in co-creatie met de cliënten, hun verwanten en de zorgmedewerkers.”
De ontwikkeling van de software en data-analyse wordt gebaseerd op de 24/7 praktijkervaringen. “Draagt de robot wel of niet bij aan de zelfredzaamheid van de cliënt of vermindering van de personele belasting waarvoor we hem hebben ingezet? Uit de ervaringen kunnen we de zorgbehoefte vertalen naar technische functionaliteiten van de robots.”
Regie over gesprek
Zo is er een veelgehoorde wens dat de robots moeten weten wanneer ze hun mond beter even kunnen houden. Ze zijn op dit moment geprogrammeerd om op een vast moment te gaan praten tegen een cliënt, bijvoorbeeld om die te herinneren om medicaties te nemen. Als de cliënt op dat moment geen tijd heeft voor een gesprek, dan start de robot toch het gesprek.
“Dat is een functie waar we nu aan werken”, vertelt Kuiper. “Cliënten hebben aangegeven dat ze meer regie willen hebben op het gesprek met de robots. We kijken daarbij bijvoorbeeld naar de mogelijkheden van persoonsdetectie of andersoortige oplossingen.”
Robots bij Philadelphia Zorg
Onder de 8.600 cliënten van Philadelphia Zorg worden de robots ingezet bij verschillende doelgroepen. Daaronder zijn cliënten met autisme en licht verstandelijke beperkingen die begeleid zelfstandig wonen of op een zorglocatie van Philadelphia.
Door de inzet van de robots kunnen ze onafhankelijker wonen, ofwel zelfstandiger en wellicht op termijn met een ander soort ondersteuning van zorgmedewerkers. “Ze hebben een stukje verbale aansturing nodig. Dat gebeurt nu door zorgmedewerkers, maar kan ook heel goed door robots worden gedaan.”
De cliënten die ondersteund worden door robots geven aan het heel fijn te vinden om zelfstandiger te kunnen zijn in bepaalde taken en activiteiten. Ook vinden ze het fijn dat het contact met zorgprofessionals is verbeterd. Dat heeft in sommige gevallen meer kwaliteit en inhoud gekregen. Ging het eerst vooral om terugkerende repetitieve dingen, zoals het herinneren aan bepaalde taken, nu is er meer ruimte voor persoonlijke gesprekken.”
Robots nemen taken over
Voor zorgmedewerkers wordt het werk dan ook leuker, omdat de robots die taken overnemen. “Cliënten geven aan dat ze door die veranderende balans nu vaak een groot deel van de taken al gedaan hebben. En is er daardoor meer tijd voor andere dingen, zoals bijvoorbeeld om even te gaan wandelen”
De eindgebruiker voor de sociale robotica is dan ook zowel de cliënt als de zorgmedewerker. “Ons doel van de inzet van robotica en AI is om de zelfredzaamheid van de cliënten te vergroten. Tegelijk biedt het ook een potentiele oplossing voor de tekorten in de zorg, verlicht het hopelijk de werkdruk van de medewerkers en maakt het hun werk daarmee ook aantrekkelijker. Dankzij de robots is er meer ruimte voor verbinding met en meer aandacht voor de mens. Precies waarom ze het werk vaak ooit zijn gaan doen.”
Aandacht voor medewerkers
Er is dan ook in de co-creatie veel aandacht voor de medewerkers. Zij moeten immers leren samenwerken met de robots als nieuwe collega’s. “We moeten hen, net als de cliënten, robotvaardig maken. We ontwikkelen alles op basis van praktijkonderzoek.”
“Vooraf doen we een uitgebreide intake met de cliënten, betrokken familie en zorgmedewerkers. Zo ontstaat er een gepersonaliseerd interactieprogramma vanaf de eerste dag waarin de robot samen met de cliënt kan gaan werken aan de ondersteuningsdoelen en ontwikkeling. Ons robotteam observeert en begeleidt hen tijdens dit proces, door belmomenten, interviews, monitoring en dataverzameling.”
“Als een robot bijvoorbeeld wordt ingezet bij rouwverwerking, bespreken we met de betrokkenen wat de robot heeft besproken en wat voor effect dat heeft gehad op de cliënt. Op robotphi.nl houden we dat allemaal bij en is van elk praktijkonderzoek een evaluatieverslag in te zien.”
Uiteindelijk ontstaat er zo een platform met technologie, waaraan diverse robots kunnen worden gekoppeld die voor verschillende ondersteuning worden ingezet. “De basis daarvoor blijft de behoefte van de cliënt”, benadrukt Kuiper.
Geen kantoormentaliteit
Kuiper adviseert twee belangrijke dingen als je de eindgebruiker goed in het oog wilt houden als innoverende organisatie. “Zorg ten eerste dat je zo snel mogelijk van de negen-tot-vijf kantoormentaliteit afkomt. Ons grootste succes is dat we een speciaal robotteam hebben dat werkt met de voeten in de klei. Zo bevinden ze zich in de leefruimte van de cliënten. Dat betekent dus avonden en weekenden werken, want de meeste cliënten werken zelf overdag. Die mindset om je aan te passen aan het ritme van de cliënt is ontzettend belangrijk.”
Mandaat vanuit bestuur
Ten tweede is het belangrijk dat je als innovator mandaat en ruimte krijgt vanuit het bestuur, stelt Kuiper. “Dan kun je echt pas experimenteren. We zijn begonnen zonder compleet uitgewerkt plan. Dat is opgebouwd tijdens het experiment. We hebben dingen gedaan die we van te voren niet hadden kunnen bedenken.”
“Ik ben ervan overtuigd dat dit soort strategische ontwikkeltrajecten in de opstartfase enige aanpassing behoeven van de bestaande organisatie- en processtructuren. Elke dag zijn we verkennend en exploratief bezig. Toen we in 2016 met de eerste robot kwamen, heb ik als programmamanager als randvoorwaarde afgedwongen dat we aan de rand van de organisatie konden blijven. Hierdoor konden we creatieve ruimte en vaart behouden. Dat het programma direct onder aansturing van de raad van bestuur is gehangen, heeft veel bijgedragen aan het succes van het programma.