Data-uitwisseling is de sleutel tot hoogwaardig medisch-wetenschappelijk onderzoek, innovatie en optimale zorg. Met dit doel voor ogen werkt stichting Health-RI aan een geïntegreerde zorgdata-infrastructuur. Dankzij een miljoeneninjectie van de overheid heeft Health-RI de nodige financiële armslag. Maar de uitdagingen voor zorgdata delen zijn legio, benadrukt CEO Leone Flikweert.
“Negenenzestig miljoen is veel geld, maar we zijn dingen aan het doen die jaren hebben stil gelegen”, zegt Flikweert. “Dus je kunt niet verwachten dat we binnen een paar maanden alles geregeld hebben.”
Waar Health-RI op mikt is een systeem waarin data onder voorwaarden beschikbaar komen voor zowel onderzoekers als medische professionals, burgers en bedrijven. Dit betekent dat data moet kunnen stromen en al naar gelang de behoefte van gebruiker geaggregeerd en met artificiële intelligentie bewerkt moet kunnen worden.
En dat wordt hoog tijd, vindt Flikweert. “AI is één van de technologieën die steeds meer onderdeel is geworden van de geneeskunst. Je ziet nu dat eigenlijk alle artsen er mee gaan werken. Daar is big data voor nodig. Als we niet oppassen, gaan we in Nederland de boot missen. Databeschikbaarheid in Nederland is niet goed geregeld. Onderzoek van RIVM en CBS heeft aangetoond dat we in Nederland niet kunnen vaststellen of de huidige oversterfte door corona komt of niet. Tot voor kort moesten we voor onderzoek zelfs terugvallen op data uit het buitenland, want we hadden gewoon geen toegankelijke en combineerbare data.”
Obstakels
Voordat zorgdata voor gezondheidsonderzoek in Nederland ongehinderd kunnen stromen, zijn er nog heel wat hordes te nemen. In samenspraak met verschillende ministeries heeft Health-RI een ‘obstakel verwijdertraject’ opgesteld. Maar liefst achttien obstakels telt deze lijst. Daaronder gekende problemen als het ontbreken van standaarden, heldere juridische grondslagen, unieke koppelsleutel en eenheid van taal. Maar ook versnipperde registratie, opslag en ontsluiting en vragen rond zeggenschap bij hergebruik voor onderzoekdoeleinden zijn er op terug te vinden.
Beconcurreren
Hoe is de Nederlandse zorg in deze situatie beland? Flikweert ziet verschillende oorzaken. “In het versnipperde Nederlandse onderzoeklandschap was er een sterke stimulans om de eigen broek op te houden. Er heerste lange tijd een cultuur om voor jezelf te gaan, ook in de academische ziekenhuizen. Een cohort betekent voor onderzoekers dat ze weer kunnen meedoen aan een volgende studie, dus weer kunnen publiceren en hoger op de ranking komen. Daarnaast was er natuurlijk ook gewoon marktwerking in de zorg zelf. Je moest elkaar beconcurreren. Samenwerken werd helemaal niet beloond. Het systeem stimuleerde dat je data bij je moest houden.”
Eigen eilandje
Het gecombineerde effect van marktwerking en een solistische cultuur manifesteerde zich pas goed na het mislukken van het landelijke schakelpunt c.q. landelijke elektronische patiëntendossier (EPD). Doordat de overheid de handen grotendeels van ontwikkeling van een digitale zorginfrastructuur af trok, ontstond er een leemte die handig werd opgevuld door grote softwareleveranciers.
“Niemand had na het mislukken van het landelijk EPD nog de regie”, blikt Flikweert terug. “Voor een deel lag die bij Nictiz, maar voor een deel ook weer niet. Voor het inrichten en handhaven van een afsprakenstelsel had niemand het mandaat en de bevoegdheid. Dan krijg je de macht van leveranciers. Ziekenhuizen konden na het mislukken van het landelijk EPD niet veel meer dan op eigen eilandje gaan zitten en met die leveranciers één-op-één afspraken maken.”
Kentering
Gevolg van de inmiddels veelbesproken vendor lock-in is dat tot voor kort leveranciers niet alleen het tempo van de innovatie bepaalden, maar ook de richting en de kosten. Flikweert ziet hier een kentering optreden. “Ik zie dat een aantal ziekenhuizen nu wel de lead gaat nemen. Kijk naar het Santeon-platform, waarin de betrokken ziekenhuizen zelf investeren. Kijk naar hoe alle umc’s samen het initiatief hebben genomen voor CumuluZ. Dat is echt een doorbraak.”
Afsprakenstelsel
Rijst de vraag of er zo toch niet weer allerlei deeloplossingen ontstaan, die straks weer niet goed op elkaar blijken aan te sluiten. Om nieuwe versnippering voor te zijn, zijn een landelijk afsprakenstelsel en centrale regie volgens Flikweert van levensbelang.
De Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) is wat haar betreft een stap in de goede richting. “Maar Wegiz gaat over zorg, terwijl het daarnaast ook over zaken als onderzoek, innovatie en kwaliteitsregistratie moet gaan. Dat zijn domeinen die met elkaar verbonden moeten zijn en dezelfde data gebruiken, maar allemaal specifieke regels en andere afspraken hebben. Je zult naar één afsprakenstelsel en governance-structuur moeten gaan. Zo’n afsprakenstelsel zou ook een relatie moeten hebben met de ideeën die rond de European Health Data Space leven.”
Eigen domein
Dit is ongetwijfeld tegen het zere been van de ontwikkelaars van de Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO). Want waarom naar Europa kijken als zij al een afsprakenstelsel hebben ontwikkeld in de vorm van de MedMij-standaarden? Daarin is ook het data-eigenaarschap verdisconteerd. Dat hoort volgens de PGO-partijen bij niemand anders dan de burger te liggen.
“Het lastige in deze discussies is dat iedereen vanuit zijn eigen domein redeneert”, reageert Flikweert. “Die PGO’s zijn natuurlijk randvoorwaardelijk. Daar is geen discussie over. Maar ze zeggen: we zijn er al en dat is niet helemaal waar. Ze hebben een beetje gelijk in de zin dat er standaarden zijn om een aantal elementen uit ziekenhuissystemen te halen. Maar dat gaat maar over een paar zaken. Als je onderzoek wilt doen met AI moet je metadata afspreken, context meegeven, zeggenschap nationaal geregeld hebben en van een unieke koppelsleutel voorzien. Dat zit allemaal niet in de PGO’s. Het is zeker niet zo dat je met gegevens uit PGO’s onderzoek kunt doen en klaar is kees.”
Data-autoriteit
Om de ontwikkelingen rond standaarden te wegen, ziet Flikweert het liefste een daadkrachtige nationale data-autoriteit opstaan, die -zoals ze zelf zegt- ‘het kaf van het koren kan scheiden’. Een dergelijk orgaan zou niet allen regie over de data uit het primaire zorgproces moeten voeren. Ook secundair gebruik van diezelfde data en wellicht nog andere databronnen zouden binnen het mandaat moeten vallen.
“Ook in de European Health Data Space wordt gesproken over zo’n nationale data-autoriteit. Denemarken is een goed voorbeeld waar deze twee werelden in een governance-model zijn ingeregeld. Linksom of rechtsom gaat die de komende jaren in Nederland ontstaan. Zo’n regie-orgaan zou over meer moeten gaan dan alleen zorg. Er moeten ook antwoorden komen op de onnatuurlijke scheiding tussen primair en secundair gebruik. Dan gaat het om vragen als mag je een BSN gebruiken en hoe ga je met zeggenschap om? Dat is nu nog allemaal versnipperd per domein en expertisegebied geregeld. Een integrale benadering is nodig, inclusief hergebruik voor onderzoek en innovatie.”
Goede voorbeelden
Goede voorbeelden ziet Flikweert met name in de Scandinavische landen. “In Finland en Denemarken hebben ze een soort catalogus waarin je precies kunt zien welke data waar staan en onder welke voorwaarden je ze kunt opvragen. Dat moet er in Nederland ook komen. Ziekenhuizen hebben daar nu eindelijk de eerste stukjes voor, maar ook dat is nog versnipperd omdat we geen afsprakenstelsel of regieorgaan hebben.”
Cultuuromslag
Hoezeer Flikweert ook hamert op een formeel kader, uiteindelijk zijn een afsprakenstelsel en regie-orgaan middelen voor een groter doel. “We moeten naar een cultuur waarin het besef centraal staat dat data met publiek geld betaald zijn en daarmee ook een publiek goed zijn en dus toegankelijk moeten zijn. In dat opzicht hebben we het tij mee. Het is toch een soort prisoners dilemma. Niemand is tegen data-uitwisseling, maar iedereen wil eerst data van een ander hebben. Voor onderzoekers en ziekenhuizen is het moeilijk om uit zo’n systeem te stappen.”
“Gelukkig zien funders als ZonMW en KWF dat het anders moet. Misschien krijgen we een systeem waarin zulke partijen alleen geld geven als de ontvangers data publiekelijk beschikbaar stellen. Maar bovenal moeten we de burgers en patiënten meenemen in dit hele vraagstuk. Wij als burgers hebben de meeste baat bij databeschikbaarheid, want die verbetert immers ónze zorg en behandeling.”