In zorgzame gemeenschappen bepalen de búrgers hoe ze zorg, welzijn en wonen in hun eigen omgeving willen vormgeven. Zelforganisatie in plaats van top down-sturing, daar draait het om. Maar burgerinitiatieven kunnen het niet alleen. Samenwerking met institutionele partijen zoals gemeenten, zorgaanbieders, welzijnsorganisaties en woningcorporaties is cruciaal. Hoe te voorkomen dat burgerinitiatieven ingekapseld of doodgeknuffeld worden?
Dutch Health Hub bevraagt in samenwerking met het programma Ouder Worden 2040 verschillende betrokkenen. Deze week: Jan Smelik, oprichter en voorzitter van Coöperatie Austerlitz Zorgt, algemeen coördinator van Nederland Zorgt Voor Elkaar en lid van de Kwaliteitsraad van het Zorginstituut.
Vergrijzing en personeelstekorten doen het Nederlandse zorgstelsel in haar voegen kraken. Als mogelijke oplossing voor het overbelaste zorgstelsel wordt steeds vaker het concept van zorgzame gemeenschappen in stelling gebracht. Eerdere cijfers van Nederland Zorgt Voor Elkaar, Movisie en Vilans suggereren dat Nederland inmiddels meer dan 2.000 van deze wijk- en dorpsinitiatieven heeft. Wat ze gemeen hebben, is dat ze zaken als zorg en ondersteuning weghalen uit het domein van de geïnstitutionaliseerde zorg en terugbrengen naar de eigen leefomgeving van de burger.
Evenwicht zoek
Cultuur-historisch gezien een volstrekt natuurlijke beweging, vindt Smelik. “De hele Nederlandse samenleving is gebouwd op maatschappelijk initiatieven. Al die thuiszorgorganisaties waren vroeger kruisverenigingen. Daarnaast waren er vanuit kerken en andere maatschappelijke stromingen allerlei initiatieven.”
“Met de opbouw van de verzorgingsstaat hebben we in de tweede helft van de vorige eeuw veel taken die vanuit de maatschappij werden ingevuld aan de overheid overgedragen. En in de jaren tachtig heeft de overheid besloten om veel daarvan weer naar de markt over te hevelen. We moeten het evenwicht in die driehoek van overheid, markt en samenleving herstellen. Bepaalde dingen kun je beter bij de gemeenschap laten. Wel 70 tot 80 procent van wat we nu zorg, ondersteuning en welzijn noemen, kun je in de samenleving organiseren.”
Geen regie overnemen
Met de gestage opmars van de zorgzame gemeenschappen treedt steeds nadrukkelijker een organisatorisch dilemma naar voren. “Zorgzame gemeenschappen zijn gestoeld op het idee dat de burger initiatief neemt”, zegt Philip Idenburg, managing partner BeBright.
De Ouder Worden 2040-agenda richt zich onder meer op levert BeBright dan ook een bijdrage aan de ondersteuning en doorontwikkeling van zorgzame gemeenschappen. Idenburg: “Telkens als burgers initiatief nemen, nemen de instituten het binnen de kortste keren over. Burgerinitiatieven hebben soms ondersteuning nodig, al is het maar bij het wegnemen van belemmerende regels en financiering. De vraag is hoe overheid en zorg ondersteunend kunnen zijn aan het zelf-organiserend vermogen van zorgzame gemeenschappen zonder de regie over te nemen. Wat zijn de elementen die succesvolle samenwerking mogelijk maken?”
Puzzel
“Een evenwichtige, gelijkwaardige samenwerking is een puzzel, want de systemen zijn daar nog niet op ingericht”, zegt Smelik. “Waar we naartoe willen, is dat het normaal wordt dat bewoners, gemeenten, welzijn, zorg, woningbouw en huisarts samen om de tafel gaan om antwoord te geven op de vraag: hoe gaan we dit dorp of deze wijk duurzaam gezond maken? Die community up-benadering is het ideaal. Ik gebruik in dit verband ook wel de term “nieuw verbindend deelgenootschap”. Daar ken ik nog geen goede voorbeelden van. Dat organisatiemodel zit misschien wel in onze genen, maar niet in onze systemen.”
Resultaat
De eerste systemische hobbel die actieve burgers vaak tegenkomen, ligt volgens Smelik bij de gemeente. “Als burgers zich organiseren, is de gemeente toch de eerste partij met wie ze te maken krijgen. Gemeenten hebben van oudsher het idee dat zij eindverantwoordelijk zijn voor het sociaal domein. Een wethouder moet echt van goeden huize komen om de regie aan de bewoners te laten.”
Het goede nieuws is dat institutionele partijen als gemeenten gevoelig zijn voor resultaat. Smelik: “Als je kunt laten zien dat het effect heeft, dan moet de gemeente wel mee. Ook in Austerlitz was de reactie van de gemeente in eerste instantie: hoezo gaan jullie het nou allemaal zelf regelen? Wij hebben het al geregeld. Maar via een enquête konden we laten zien dat dit niet klopte. Ik schat dat onze aanpak nu enkele tonnen per jaar oplevert op aan uitgaven die niet in de Wlz gedaan worden.”
In the lead
Succes is soms een kwestie van eigenwijsheid en een lange adem. “In Noord-Veluwe zijn bewoners eerst met de gezamenlijke vvt-organisaties gaan praten en hebben ze samen een plan gemaakt”, memoreert Smelik. “Pas daarna hebben ze tegen de gemeenten en welzijnsorganisaties gezegd: jullie mogen meedoen. De gemeenten vonden het niet leuk om niet in the lead te zijn.”
Sociale basisinfrastructuur
Dit laat onverlet dat gemeenten een vitale bijdrage te leveren hebben, bijvoorbeeld aan de instandhouding van de sociale basisinfrastructuur. “Die moet op orde zijn”, stelt Smelik. “In elke wijk, buurt of dorp moet je basale voorzieningen hebben, zoals een plek waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en een plek waar ouderen enigszins beschermd kunnen wonen. Bij die infrastructuur hoort ook een dorpsondersteuner of een andere coördinatiefunctie die domeinen aan elkaar knoopt en laagdrempelige ondersteuning kan geven. Onze ondersteuner in Austerlitz kost zo’n 40.000 euro per jaar. Een burgerinitiatief is goedkoop, maar niet gratis. Dat geld moet ergens vandaan komen.”
Cohesie
Ook op het gebied van onderzoek en kennisverwerving kunnen gemeenten een vitale bijdrage leveren. “De belangrijkste succesfactor van burgerinitiatieven is een goede sociale cohesie”, zegt Smelik. “Soms moet je even zoeken naar bewonersinitiatieven. Dus als eerste stap kun je al je wijken, buurten en kernen in kaart brengen, inclusief de sociale basisinfrastructuur. Welke bewonersorganisaties zijn er? Welke welzijnsorganisaties? Hoe zit het met de huisarts? Op basis daarvan kun je uitzoeken waar de grootste kans op succes is. Je moet aanhaken bij dorpsraden, wijkraden en buurthuizen. Dat zijn de plekken waar je moet zijn om te kijken of er kristallisatiepunten zijn. Daarna kun je instrumenten als voorzorgcirkels, leefcoaches of dorpsondersteuners gaan inzetten. Maar je zult eerst moeten kijken of de akker vruchtbaar is. Als een initiatief op een paar losse bewoners rust, dooft het ook weer uit.”
Organisatieniveau
Deze aanpak vergt wel het nodige van gemeenten, beseft Smelik. “Systeempartijen en dan met name gemeenten moeten door-decentraliseren naar hetzelfde niveau als waar bewoners zich op organiseren. Austerlitz is formeel onderdeel van de wijk Zeist-Oost, maar daar ligt vijf kilometer bos tussen. Voor de bewoners zit daar geen verbinding. Ga dus op het niveau zitten waarop burgers zich organiseren.”
Dat vraagt om meer dan één reden bestuurlijke lenigheid. Het loslaten van bestaande bestuurlijke afbakeningen kan leiden tot lastige kwesties rond democratische zeggenschap en verantwoording. Mag een wijkcoöperatie bijvoorbeeld ingaan tegen de wens van de gemeenteraad? En hoe verhoudt maatwerk op buurtniveau zich tot zoiets als gelijke toegang tot zorg?
Samenhang opbouwen
Hoewel de ene wijk de andere niet is, ziet Smelik toch overeenkomsten. “De accenten zijn verschillend, maar de basis is hetzelfde. In kleinere wijken of dorpen heb je vaker het voordeel van sterkere gemeenschap. Daar hoef je minder energie te steken in het bouwen. In wijken in grotere steden moet je soms van scratch beginnen. De gemeente Zeist vraagt ons nu hoe ze meer Austerlitz in andere wijken kan krijgen. Mijn vraag is dan: waarom ontstaat er niks? Als dan het antwoord is dat mensen elkaar niet kennen, moet je misschien daar eerst wat aan doen. Er zijn veel plekken waar we eerst de sociale samenhang moeten opbouwen voordat er überhaupt initiatieven kunnen ontstaan.”
Samenwerking
Het creëren van een dergelijke voedingsbodem is volgens Smelik een gedeelde verantwoordelijkheid van gemeente, bewoners, de zorg- en welzijnsinstelling. “Niemand kan zeggen: ik heb er niets mee te maken, want in dorpen of wijken waar mensen elkaar niet ondersteunen, heb je straks een probleem.”
Ook Idenburg hamert op samenwerking. “Alleen door samenwerking gaan we bijdragen aan die zorgzame gemeenschappen waarbij de behoefte en zelforganisatie van burgers vaak leidend is. Er is dus een rol voor de overheid, de formele zorg en sociaal domein, en zeker ook voor sociaal en andere ondernemers, die soms fantastische oplossingen aandragen. Daarbij blijven we vanuit het Ouder Worden 2040-programma kijken hoe we die initiatieven verder kunnen ondersteunen, en waar belemmerende overtuigingen, systemen of regels weggenomen moeten worden.”
Kritische massa
Ondanks alle hindernissen op weg naar zorgzame buurten is Smelik hoopvol gestemd. “Ik ken genoeg zorgbestuurders die inmiddels ons gedachtengoed hebben omarmd. Het zelfde geldt voor gemeentebestuurders. Die kritische massa begint nu te komen. Als 20 tot 25 procent van de mensen een ander gedachtengoed omarmt, kom je in een stroomversnelling.”
Dorp mobiliseren
Austerlitz zelf is onder de impulsen van de zorgcoöperatie in ieder geval niet stil blijven zitten. “We hebben als dorp het café-restaurant al overgenomen, want dat dreigde te verdwijnen. Dat is nu een vereniging waar 250 dorpsgenoten lid van zijn. De dorpssupermarkt heeft het nu moeilijk omdat er geen sigaretten meer mogen worden verkocht. Dat betekent om omzetdaling van 10 procent. Wij zijn nu bezig om het dorp te mobiliseren om daar vaker boodschappen te doen. Als de supermarkt echt in de problemen komt gaan we ook ingrijpen. Desnoods gaan we het zelf doen.”