Gemeenten stroomlijnen beleid hulpmiddelen niet

Hulpmiddelen
Philip van de Poel
Philip van de Poel
16 februari 2023
4 min

Nog geen kwart van de 342 Nederlandse gemeenten volgt de landelijk overeengekomen richtlijnen voor het Wmo-beleid voor hulpmiddelen. Er blijven bij belangenvereniging Ieder(in) klachten van hulpvragers binnenstromen over onnodig lange wachttijden, bureaucratie en nare bejegening.

Met medewerking van Manar El-Guallai

Dit is niet goed, vindt programmamanager Marijke Hempenius van belangenvereniging Ieder(in): “Het was de bedoeling dat de landelijke verbeteraanpak zou leiden tot een merkbare verbetering voor mensen. De meldingen laten zien dat er nog grote verschillen zijn tussen gemeenten. En toegang, levering en service nog op veel plekken niet soepel verlopen.”

Bureaucratie

Onnodig lange wachttijden, bureaucratie, nare bejegening, slechte service, wantrouwen, geen duidelijk aanspreekpunt. De lijst met klachten over de uitvoering van het hulpmiddelenbeleid door met name gemeenten is lang. Nieuw zijn de klachten allerminst. Al sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) nieuwe stijl in 2015 beklagen mensen met een beperking zich over de gang van zaken bij de aanvraag van hulpmiddelen.

Zwartboek

Voor Ieder(in) en een aantal andere belangenorganisaties reden om in 2019 bij de politiek aan de bel te trekken. Het televisieprogramma Kassa publiceerde een zwartboek. Daarin stonden honderd verhalen van mensen die in verschillende gemeenten aanliepen tegen problemen bij aanvragen. Dat zorgde voor de nodige ophef in de media en politiek. Daarmee ontstond ook ruimte voor landelijke afspraken.

Aanvrager hulpmiddelen centraal

“In die afspraken hebben we vastgelegd waaraan je moet voldoen bij het leveren van hulpmiddelen”, legt Hempenius uit. “Het klinkt eigenlijk te gek voor woorden, maar de basis van de afspraken is dat iedereen in de keten de aanvrager altijd centraal moet stellen. Dus een aanvraag mag niet te lang duren, de aanvrager moet altijd op de hoogte zijn van waar hij of zij zich in het proces bevindt en de aanvrager moet correct en op basis van gelijkwaardigheid bejegend worden.”

Hoewel alle betrokkenen deze uitgangspunten hebben onderschrijven, zien we dat pas tachtig gemeenten zich bereid getoond om ze daadwerkelijk in hun hulpmiddelenbeleid toe te passen. “Dat betekent dat veel gemeenten het toch nog op hun eigen manier doen”, constateert Hempenius.

Grote verschillen tussen gemeenten

“Daardoor zijn de verschillen groot. Zo zijn er gemeenten die het advies van de ergotherapeut over een hulpmiddel één op één overnemen. Maar er zijn ook gemeenten die de zorgvraag helemaal opnieuw door een bureautje laten onderzoeken. Mensen moeten ieder jaar opnieuw aantonen dat ze nog steeds een beperking hebben. Dat is wantrouwen. Een patiënt met een blindedarmontsteking hoeft ook niet eerst zes maanden aan allerlei mensen te vertellen hoe erg het probleem is.”

De hardnekkigheid van het probleem is volgens Hempenius eels te herleiden tot de complexe organisatie en dito wettelijke omkadering. Zo kan een hulpvrager met zowel de Wmo te maken krijgen als de Zvw en de Wlz. En dan is er nog de ambtelijke praktijkvariatie tussen tenminste driekwart van de gemeenten.

Hulpmiddel met besturingsapparatuur

“En die moeten allemaal met vijf tot acht leveranciers zaken doen. De manier waarop zo’n contract geregeld is, bepaalt vaak wat je kunt  krijgen. Over eenvoudige hulpmiddelen maken gemeenten nog wel goede afspraken. Maar juist complexere en dus duurdere functionaliteiten, zoals bijvoorbeeld een hulpmiddel met besturingsapparatuur, zitten niet altijd goed in het contract. Dus het is ook om die reden niet makkelijk om het georganiseerd te krijgen.”

Complexe hulpvraag

Om voor eens en voor altijd met de problemen af te rekenen, zou Ieder(in) bij voorkeur een structurele ingreep zien. “Het liefst zouden wij één loket willen hebben, zeker voor de groep met een complexe hulpvraag. Hang achter dat loket een systeem waarbij de klant meer zelf kan kiezen. In onze ogen moet de financiering de persoon volgen. Nu is er wel een pgb, maar dat kun je lang niet in iedere gemeente aanvragen. Ook niet iedere gemeente informeert over deze mogelijkheid. En als je het al krijgt, is de hoogte van het pgb niet altijd voldoende.”

Veroordeeld tot leverancier

In de huidige situatie is de hulpvrager letterlijk veroordeeld tot de leverancier waar de gemeente een contract mee heeft gesloten. Die afhankelijkheid voelt vaak ongemakkelijk. “Als je een klacht neerlegt, krijg je voor het weet een onredelijke opmerking terug, of een kruisje achter je naam van: doet altijd moeilijk. Je blijft afhankelijk. Als hulpvragers geld of een budget hebben, kunnen ze desnoods weg gaan bij aanbieder die niet levert.”

Landelijke aanpak

Tot haar verdriet ziet Hempenius op dit moment weinig politieke ruimte voor zulke veranderingen. “De minister zegt: we hebben vorig jaar een landelijke aanpak afgesproken en die moet de tijd krijgen. Dus de mogelijkheid van een systeemwijziging zit deze kabinetsperiode dicht.”

Het einddoel van Ieder(in) blijft hetzelfde. “We willen een oplossing die werkt, zonder bureaucratie, ingewikkelde vragen en wantrouwen. Dus: kortere lijnen, snellere doorlooptijden en meer luisteren naar de vraag, want dat was toch de hele bedoeling van de Wmo.”

Nieuw zwartboek hulpmiddelen

En voor het komende jaar willen wij dat alle gemeenten de convenanten gaan tekenen. Ze moeten samen met leveranciers, professionals en de aanvrager echt gaan werken aan een merkbaar betere uitvoering. Als het helpt, komt er een nieuw zwartboek, maar het is vooral tijd voor een oplossing die werkt.”

Uitgelicht

Persberichten

Plaats zelf je persbericht

Lees meer

Gerelateerde artikelen