Cliënten in de ggz zijn in meerderheid bekend met digitale interventies, zoals online vragenlijsten, beeldbellen en zelfhulpmodules. Maar ze zien digitale zorg vooral als aanvulling op de behandeling. Dit blijkt uit onderzoek door belangenvereniging MIND en het programma Vliegwiel van Patiëntenfederatie Nederland.
De meest gebruikte digitale hulpmiddelen zijn online vragenlijsten en beeldbellen, zo blijkt uit ‘Digitale zorg in de ggz vanuit cliëntperspectief’. Respectievelijk 85 en 58 procent van de ruim achthonderd ondervraagden maakt hier gebruik van. Met online zelfhulpmodules, apps en chatgesprekken heeft respectievelijk 41 procent, 37 procent en 30 procent ervaring. VR wordt nog te weinig gebruikt (2 procent) om hier harde conclusies aan te verbinden.
Virtual reality
Pikant, want juist over de inzet van VR zijn de geënquêteerden uitgesproken positief. Van de twintig ondervraagde gebruikers is zeventig procent positief. Over chatgesprekken is 62 procent positief, gevolgd door apps (52 procent) en online vragenlijsten (49 procent). Het meest negatief zijn gebruikers over beeldbellen (24 procent) en online zelfhulp (23 procent.
Flexibiliteit
Uit het onderzoek komt naar voren dat er een duidelijke scheiding is tussen cliënten die positief staan tegenover digitale hulpmiddelen en “een aanzienlijk groep” die aangeeft digitale zorg niet prettig te vinden. De eerste groep noemt voordelen als de afwezigheid van reistijd en -kosten en de 24-uurs beschikbaarheid van digitale toepassingen. Het gemak, de flexibiliteit en de mogelijkheid om vanuit de eigen vertrouwde omgeving aan herstel te werken zijn belangrijke redenen voor het gebruik van digitale zorg. Vooral toepassingen die ondersteuning bieden buiten de behandelkamer en inzicht geven in klachtenpatronen worden gewaardeerd.
Onpersoonlijk
De sceptici vinden digitale zorg onpersoonlijk en geven aan de fysieke verbinding met de behandelaar nodig te hebben om een vertrouwensband op te kunnen bouwen en zich voldoende open te kunnen stellen. De bevindingen onderstrepen volgens MIND en de Patiëntenfederatie het belang van maatwerk: digitale zorg kan helpen bij herstel, mits het goed wordt afgestemd op de behoeften en wensen van de cliënt. Die wensen richten zich onder meer op de digitale vaardigheden van de behandelaar, de integratie in de verdere behandeling, de veilige verwerking van persoonsgegevens en het technisch functioneren van de toepassing.
Persoonlijke ontmoeting
Veel mensen geven daarnaast aan dat ze voorafgaand aan het digitale contact graag eerst een persoonlijke ontmoeting hebben met de behandelaar. Alleen dan lukt het ze om zich tijdens de behandeling open te stellen en moeilijke onderwerpen te bespreken. Om die reden pleiten MIND en Patiëntenfederatie Nederland voor een hybride benadering: digitale zorg als aanvulling, niet als vervanging. Ook zouden behandelaars en cliënten samen moeten beslissen hoe en in welke mate digitale zorg wordt ingezet, waarbij er altijd een fysiek alternatief beschikbaar blijft.
Vertekend beeld
De onderzoekers onderkennen dat de resultaten van het onderzoek enigszins vertekend kunnen zijn. Met een gemiddelde leeftijd van meer dan 51 jaar is de onderzoekpoule relatief oud. “Aangezien jongeren en jongvolwassenen doorgaans meer vertrouwd zijn met het gebruik van digitale middelen, is het mogelijk dat zij het gebruik hiervan in ook de ggz als meer vanzelfsprekend ervaren”, aldus de onderzoekers. Daar staat tegenover dat de geënquêteerden relatief hoog opgeleid zijn. “Door in dit onderzoek gebruik te maken van een eveneens online aangeboden en tekstuele vragenlijst maakt dat laaggeletterde mensen en mensen zonder toegang tot het internet of met beperkte digitale vaardigheden onbedoeld kunnen zijn uitgesloten van deelname.”