Zorgtechnologie biedt niet altijd de oplossing voor vraagstukken in de zorg. Een nieuwe applicatie en ICT-infrastructuur bleken niet het juiste antwoord om de onderlinge samenwerking in het zorgnetwerk Kind naar Gezonder Gewicht te verbeteren. Een praatplaat wel.
De regio ’s-Hertogenbosch vertaalde het landelijk model Kind naar Gezonder Gewicht naar een regionale aanpak. Daarin werken onder andere de gemeente, de GGD Hart voor Brabant en het Jeroen Bosch Ziekenhuis samen om overgewicht onder kinderen te verminderen.
In de Bossche aanpak kijken de verschillende organisaties verder dan het gewicht. De onderliggende problematiek is complex en verschilt van kind tot kind. Samenwerking van professionals uit het publieke, medische en sociale domein is daarom hard nodig.
In het zorgnetwerk zitten onder meer fysiotherapeuten, diëtisten, maatschappelijk werkers, artsen en psychologen. Welke professionals gedurende het traject worden betrokken, hangt af van de gestelde doelen en de problematiek. De spin in het web is de centrale zorgverlener. Die begeleidt het kind samen met zijn ouders in de reis die zij afleggen.
Al deze betrokken professionals zetten zich in voor kinderen en ouders die willen werken aan een gezondere leefstijl. En met succes. De Bossche aanpak heeft geleid tot een landelijke modelaanpak, die nu in heel Nederland wordt geïmplementeerd en toegepast.
Netwerkplatform
Ondanks deze successen ervoeren de professionals toch knelpunten in de onderlinge communicatie. De verschillende professionals wisten elkaar niet altijd te vinden. Het ging hierbij om communicatie tussen betrokken professionals onderling, maar ook tussen kind en ouders en de betrokken professionals.
Susan Verwilligen kreeg in het kader van haar studie PDEng Klinische informatica aan de TU/e de opdracht om een netwerkplatform te ontwerpen om de samenwerking te verbeteren. “Daar ben ik enthousiast mee aan de slag gegaan. Als klinisch informaticus word je hier wel warm van.”
Onvoldoende grip
Verwilligen onderzocht eerst wat de behoeftes precies waren van de verschillende deelnemers in het zorgnetwerk op verschillende momenten binnen het zorgproces van de aanpak. Wie had wanneer welke informatie nodig?
Uit haar onderzoek bleek dat een aantal zaken niet goed ging. Zo ervoeren kind en ouders onvoldoende grip op het proces. Ook hadden ze onvoldoende zicht op relevante informatie, zoals het persoonlijk leefstijlplan, de professionals waar ze mee te maken hebben en de behaalde resultaten. “Kind en ouders raakten regelmatig de rode draad van de aanpak kwijt en hadden moeite deze weer terug te vinden.”
Daarnaast hadden professionals in het netwerk niet allemaal hetzelfde beeld van de rollen en bijbehorende verantwoordelijkheden. “Ze hadden onvoldoende zicht op de situatie van het kind dat naar hen werd doorverwezen. En wisten niet goed welke professionals nog meer betrokken waren. Welke behandelingen hadden al plaatsgevonden, welke afspraken waren gemaakt en welke resultaten behaald?”
“We kwamen er bovendien achter dat sommige professionals elkaar niet kenden of wisten hoe ze elkaar konden bereiken. Hierdoor kwam de benodigde informatie niet op de juiste plek bij de juiste professional en kind en ouders. Iedere professional die ik heb gesproken, was ontzettend bevlogen en enthousiast over de aanpak. Toch bleek het niet altijd duidelijk hoe en met welke inhoud je welke professional moest informeren.”
Kortom, er bestond geen eenduidig beeld van wat nu precies het proces was, wie er betrokken was en op welke wijze en met welke inhoud je communiceerde met elkaar, zodat iedereen nog meer uit de aanpak kon halen.
Geen technisch probleem
De suboptimale communicatie werd niet veroorzaakt door het ontbreken van een netwerkplatform om digitaal te communiceren. Het probleem was dat er nog veel onduidelijkheid bleek te zijn. “Als je samen geen eenduidig beeld hebt van de aanpak, heeft het geen zin om een netwerkplatform op te tuigen. Dit is geen technisch probleem. Je moet eerst zorgen dat een gezamenlijk beeld van een werkwijze bestaat, voordat een technisch complexe oplossing wordt ontwikkeld en geïmplementeerd. We hebben daarom naar andere oplossingen gezocht. We kwamen uit op iets heel verrassends: een praatplaat.”
In één oogopslag
De praatplaat is ontwikkeld met een grafisch vormgever en met input van professionals van het Jeroen Bosch Ziekenhuis, GGD Hart voor Brabant en verschillende andere professionals uit de regio. Kinderen en ouders hebben er feedback op gegeven.
“Met de praatplaat op tafel zie je in één oogopslag voor je welke reis het kind en zijn ouders kunnen maken op weg naar een gezonder gewicht en wie daarbij betrokken kunnen zijn”, aldus Verwilligen.
“We willen dat ouders en kind op een gegeven moment zelf de regie kunnen pakken. Daarom is het belangrijk dat we iedereen erbij hebben betrokken en een gezamenlijk beeld hebben gevormd van het proces en de verschillende betrokken professionals in de aanpak met hun eigen rollen en verantwoordelijkheden. Het is belangrijk dat iedereen het over hetzelfde heeft.”
Betere samenwerking
Uit de pilot en een evaluatie kwamen hele positieve reacties. Verwilligen: “Ouders zeiden dat de praatpaal er leuk uit zag en dat het helpt in het gesprek met professionals.”
Niet alleen de praatplaat is een resultaat. Juist ook het proces zelf om te komen tot deze praatplaat leidde volgens Verwilligen tot optimalisatie van samenwerking in het netwerk. “Het met elkaar in contact zijn en met elkaar bespreken hoe we samenwerken, heeft het zorgnetwerk Kind naar Gezonder Gewicht echt verder gebracht.”
“Soms is een technische oplossing niet nodig, maar is het genoeg om elkaar als betrokken partners vaker te zien en met elkaar te praten Dat moet de basis zijn. Te snel grijpen naar digitale middelen is niet altijd de juiste oplossing voor het juiste probleem.”