Vroeger opsporen helpt behandelaren een scherper beeld te krijgen van de veelvormigheid van dementie. Daarmee het behandelaanbod bij dementie beter af te stemmen op individuele omstandigheden. Dat zegt hoogleraar Neurochemie Charlotte Teunissen van Amsterdam UMC in de podcastserie ‘Eerder meten, beter weten’.
Teunissen heeft de afgelopen jaren naam gemaakt met onderzoek naar biomarkers. Deze stoffen in onder meer hersenvocht, bloed en speeksel kunnen aangeven welke ziekteprocessen zich in de hersenen afspelen. Dit heeft geresulteerd in een bloedtest voor de ziekte van Alzheimer. Niet alleen kan de ziekte daarmee sneller en eenvoudiger worden opgespoord, ook krijgen behandelaren de eerste aanwijzingen over het beloop van de ziekte.
“Als je vroeg kunt voorspellen hoe de ziekte verloopt, dan kun je dat toepassen in nieuwe therapieën”, schetst Teunissen in gesprek met interviewers Ruud Koolen en Philip van de Poel het klinische belang van de nieuwe werkwijze. “Ik denk dat we de komende tijd nog veel verbeteringen kunnen aanbrengen in de bloedtest, zodat we meer te weten komen over allerlei neurologische aandoeningen. Want de toepassing is niet beperkt tot Alzheimer, maar is ook van belang voor MS en Parkinson.”
Verschillende typen Alzheimer
Teunissen verwacht dat de bloedtest ook meer duidelijkheid kan geven over de verschillende vormen van dementie. “Wij maken al onderscheid tussen bijvoorbeeld frontotemporale dementie, Lew body dementie of de ziekte van Alzheimer. Maar ook binnen Alzheimer zijn subgroepen te vinden met atypische symptomen of een eigen biologie. Wij vermoeden dat Alzheimer opgedeeld gaat worden in verschillende types.”
Naast een puur wetenschappelijke motivatie kent het onderzoekswerk van Teunissen een persoonlijke dimensie. Haar vriendin Christa Reinhoudt werd enkele jaren geleden op jonge leeftijd getroffen door Alzheimer. “Dat geeft een extra gevoel van urgentie, maar je moet wel zorgvuldig blijven. Wetenschap gaat altijd traag.”
Met optredens bij de NOS en Pauw en workshops voor zorgprofessionals geeft Reinhoudt Alzheimer-patiënten een stem. En dat is wat Teunissen betreft hard nodig. “Op Alzheimer heeft jarenlang een taboe gerust”, aldus Teunissen. “Daardoor is er een gebrek aan aandacht geweest.”
Verdienmodel
Dit gebrek aan aandacht heeft er volgens Teunissen mede toe geleid dat het onderzoek naar Alzheimer het heeft moeten doen met relatief beperkte middelen. In het onderzoek naar bijvoorbeeld kanker gaat veel meer geld rond, terwijl ook Alzheimer inmiddels een heuse volksziekte is. Alleen in Nederland zijn er straks al 600.000 patiënten.
Van het argument dat de industrie liever geld steekt in een ziekte met een duidelijk verdienmodel dan in een aandoening waar nog geen antwoord op is, wil Teunissen niets weten. “Het is een grote markt. Op het moment dat er een medicijn komt, kunnen ze hun investering ruimschots terug verdienen.”
Wetenschappelijke controverse
Vorig jaar leek zich een veelbelovende medicamenteuze behandeling aan te dienen in de vorm van aducanumab. Maar ondanks goedkeuring van de Amerikaanse FDA werd het medicijn onderwerp van hevige wetenschappelijke controverse. Volgens de tegenstanders heeft het middel geen enkel effect op het beloop van de ziekte en had het om die reden nooit toegelaten mogen worden door de FDA.
Therapieën combineren
Teunissen laat zich door de discussie niet afschrikken. “Wij gaan gewoon stug door met ons eigen onderzoek. Aducanumab zit misschien nu in het verdomhoekje, maar juist in het begin leidde het tot veel extra fondsen. Daar plukken we nu de vruchten van. Er komen andere medicijnen aan waarbij betere resultaten zijn aangetoond. De Heilige Graal is natuurlijk het voorkomen van dementie. Als de klinische klachten er zijn, ben je te laat. Ik denk dat wij net als bij de behandeling van kanker uiteindelijk therapieën moeten gaan combineren.”
Diagnostiek verbeteren
En daar komt ook het belang van tijdige diagnostiek weer om de hoek kijken. Want die kan behandelaren straks in stellen om na te gaan welke combinatie het beste werkt voor de individuele patiënt.
Een bevolkingsonderzoek is wat Teunissen betreft nog niet aan de orde. “Dat is pas zinvol als er een goede behandeling is en een test die goed werkt. Maar er valt nog veel winst te behalen door de gewone diagnostiek te verbeteren. Mijn droom is dat er voor iedere patiënt tijdige diagnostiek beschikbaar komt. We zijn hard bezig om dat binnen vijf jaar te realiseren.”