‘Te veel maatschappelijke problemen dragen mentale jas’

Ontwikkelingen in de ggz
Kim Sterenborg
22 mei 2023
6 min

Wat hoort er eigenlijk bij de ggz en wat niet? En aan wie is het om dat te bepalen? Naar aanleiding van de publicatie van het FWG Trendrapport GGZ kwamen ggz-experts bijeen om te praten over de ontwikkelingen in de ggz. 

Op 15 mei 2023 reikte FWG-directeur Astrid Westerbeek de eerste fysieke exemplaren van het FWG Trendrapport GGZ uit aan een zestal ggz-experts. Zij ging met hen om tafel om de trends en ontwikkelingen in de ggz samen uit te diepen, maar vooral ook om verschillende zienswijzen samen te brengen. 

Zoals de onderzoekers het FWG Trendrapport GGZ beginnen met de vraag ‘voor wie is de ggz?’ doet Westerbeek dat ook met de experts. Westerbeek: “Iedereen lijkt het er wel over eens dat je de schaarse ggz-professional bij zware gevallen in moet zetten.” Instemmend geknik. Maar ook beaamt iedereen dat dit in de praktijk niet het geval is én dat dat niet zomaar op te lossen is.

“De vraag voor wie de ggz is, is niet zwart-wit te beantwoorden, want dan hadden we dat al wel gedaan,”, meent Marcel Krijgsheld, Unit Manager GGZ/FZ bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). 

Zware ggz-zorg loont onvoldoende

De onderzoekers van het trendrapport stellen dat het voor ggz-organisaties rendabeler is om zich te richten op eenvoudige klachten. Gijs Coppens, oprichter van OpenUp en iPractice, betwijfelt of lichtere zorg echt rendabeler is dan zware zorg. “De marges lijken dun,”, zegt hij.

Volgens Ruth Peetoom, voorzitter van de Nederlandse ggz, haalt het nieuwe zorgprestatiemodel vooral de lucht uit de bekostiging. Peetoom: “Bij het oude stelsel kon lichtere zorg de zwaardere zorg financieren. In de praktijk blijkt met het nieuwe model dat er geen extra ruimte is voor zwaardere zorg.” Krijgsheld benadrukt dat de ontwerpcriteria van het zorgprestatiemodel nog altijd overeind staan. “De data komen langzaam op gang en in de huidige data is er nog te veel spreiding, dus je kunt nog niet zeggen of het wel of niet werkt.”

Gebrek aan indirecte tijd in de ggz

Terug naar de centrale vraag: voor wie is de ggz nou eigenlijk? Coppens vindt dat mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) sowieso een hele goede plek nodig hebben. “Kies je dan voor EPA en de rest niet?”, vraagt hij. Sam Schoch, bestuurder van GGZ Rivierduinen, vindt dat je die doelgroep nooit mag loslaten, maar dat het en-en zou moeten zijn. 

Maar door onder andere de hoge werkdruk en de groeiende wachtlijsten, moet de ggz wel grenzen stellen en keuzes maken. Elfi Rookhuizen, Chief Nursing Officer bij Arkin, geeft aan dat er door de werkdruk vaak niet verder gekeken kan worden dan vandaag of morgen. Er is geen tijd voor indirecte tijd Dat is de tijd die zorgverleners buiten de contactmomenten met de cliënt aan de cliënt besteden. En die indirecte tijd is juist zo belangrijk om een volledig beeld van de hulpvraag te krijgen en de cliënt vanuit een holistischer perspectief te helpen. Rookhuizen: “Hoewel samenwerking ‘zogenaamd’ wel wordt gestimuleerd door de branche, ontbreekt de ruimte om vooronderzoek te doen, te ontdekken wie wat kan doen en elkaars specialismen goed in te zetten.”  

Maatschappelijke problemen met mentale jas

Samenwerking is wel ontzettend gewenst, zowel binnen als buiten de ggz-grenzen. De ggz-experts zijn het erover eens dat de ggz bij instanties als schuldhulpverlening, woningcoöperaties en gemeenten al veel meer een plek heeft gekregen dan een jaar geleden. En dat is zeer positief, want eigenlijk speelt er vooral een maatschappelijke uitdaging. Peetoom: “Veel maatschappelijke problemen dragen een mentale jas, maar de oplossing ligt vóór de ggz.” 

Preventie lijkt het toverwoord. “Maar waar bakenen we dan verantwoordelijkheden af en waar zoeken we samenwerking?”, vraagt Heleen Wadman, ervaringsdeskundige ggz en oprichter van InBegrepen. En verwachten de ggz-experts met preventie dan ook de instroom te beperken? Rookhuizen denkt dat door de destigmatisering van mentale problemen de vraag ook kan toenemen. “Als burger denk je dan ‘ja maar ik heb recht op zorg, want ik heb klachten’.”

Wadman vult aan: “Soms kunnen mensen het zelf niet oplossen, maar dat betekent niet dat de ggz dat wel kan. Ik zie dat het daar scheef gaat. En is het überhaupt wel aan de ggz om te besluiten om de instroom te beperken?” 

Ontwikkelingen in ggz: technologie

Schoch betwijfelt of de ggz zich heel actief moet bemoeien met daar waar het fout kan gaan. “Bestaanszekerheid, eenzaamheid, voorkomen van onderwijsuitval. We hebben er wel een beetje een handje van om erop in te springen. En dat is niet onze rol. Dat kan niet allemaal door de ggz opgevangen worden.”

Maar de ggz moet wel mensen helpen ‘de goede deur’ te vinden, vindt Peetoom. En volgens Coppens zijn niet-ggz problemen er ook in het ‘preventieve spel’ uit te filteren, bij online platforms bijvoorbeeld. Hij verwacht sowieso dat technologie de branche vooruit kan helpen. “Integratie met technologie is voor elke zorgverlener relevant”, aldus Coppens.

Pilot-titus: opschalen lukt niet

Er zijn ontzettend veel initiatieven om de ggz te vernieuwen. Losse initiatieven. Want vaak blijft het hangen bij voorbeeldcases. Opschalen is lastig als niet alle partijen erachter staan. “We lijden aan pilot-titus,” vindt Peetoom. “Voor pilots is wel geld te vinden, maar structurele financiering is lastig. Terwijl ook veel pilotprojecten vergelijkbaar zijn qua richting, maar simpelweg een andere verschijningsvorm hebben. Het is onze taak om die initiatieven samen te brengen.” 

Investeren in de mensen in de ggz

Gespreksleider Westerbeek wil weten of fundamentele discussies over ‘hoe we het doen’ goed zijn voor een branche. Volgens Peetoom is de branche goed bezig om zichzelf opnieuw uit te vinden. En dat is hard nodig, ook kijkend naar de arbeidsmarkt. De uitstroom van ggz-professionals is groter dan de instroom van nieuwe medewerkers. Het devies: investeren in de mensen die werken in de ggz én goed kijken naar de inzet van ervaringsdeskundigen. 

De ervaringsdeskundige wordt tegenwoordig steeds meer op waarde geschat. Maar het samenspel tussen ggz-medewerker, cliënt en ervaringsdeskundige is een complexe balans. Wadman: “Als ervaringsdeskundige is jouw rol om ruimte te creëren voor de cliënt, maar dat gaat soms tegen de organisatieprocessen in.” De rol moet beter verankerd raken, maar ook weer niet té goed. Krijgsheld: “Professionalisering is goed, maar je wilt ook niet zo ver professionaliseren dat je onderdeel wordt van het systeem.” 

Een beetje flexibiliteit met de regels kan meer goed dan kwaad doen. “De EPA-patiënten verdwijnen van de ervaringsdeskundige opleiding”, constateert Wadman, zelf ervaringsdeskundige. “Er zijn niet zoveel mensen met ernstige psychologische ervaringen die er ook nog zo uitkomen dat ze ingezet kunnen worden. En dan word je geweerd omdat je geen hbo-master hebt.”

Van beleidstafels naar praktische acties

Het onderzoeksteam van FWG wil de komende tijd met het trendrapport het land in om met bijvoorbeeld beleidsmakers en bestuurders te praten over de ontwikkelingen in de ggz. Er is genoeg om over te praten, aan deze expert-tafel maakt het rapport in ieder geval de tongen los. Maar, waarschuwt Krijgsheld, “zolang je aan beleidstafels blijft praten, heb je niet snel effect.” Dus dat is de uitdaging: de trends vertalen naar praktische acties. 

Downloaden FWG Trendrapport GGZ

‘Op het tweede gezicht: een blik op ontwikkelingen in de ggz’ is een toegankelijk rapport met trendbeschrijvingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast laat het zien hoe de trends invloed hebben op werken in de ggz. Het boekje is kosteloos te downloaden op de site van FWG. Daar kun je je ook aanmelden voor een trendsessie in het land. Bij Dutch Health Hub lees je de belangrijkste punten uit het FWG Trendrapport GGZ.

 

Persberichten

Plaats zelf je persbericht

Lees meer

Gerelateerde artikelen