Wil digitale zorg zijn potentieel waarmaken dan is betere, schonere data hard nodig. Dat betoogt Diederik Gommers, intensivist en afdelingshoofd Intensive Care van het Erasmus MC. “We zitten nu op 80 procent van de benodigde datakwaliteit. Als je de volgende stap wilt maken en dokters en verpleegkundigen echt wilt helpen met beslissingen aan het bed, moet het gewoon 100 procent zijn.”
Voor het grote publiek is de naam van Gommers waarschijnlijk voor altijd verbonden aan de landelijke covid 19-bestrijding. Als lid van het Outbreak Management Team en voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) was Gommers maandenlang vrijwel dagelijks op TV te zien.
De pandemie is sinds dit voorjaar officieel ten einde en de voorzittershamer van de NVIC droeg Gommers vorig jaar over aan Iwan van der Horst. Toch worden Gommers’ huidige werkzaamheden nog in hoge mate door covid gekleurd. Niet alleen legde de pandemie de grenzen van het huidige zorgstelsel pijnlijk bloot. Ook werd in één klap het belang van digitale data duidelijk. Laten dit nu precies de onderwerpen zijn die Gommers professioneel bezighouden.
IC beschikbaar houden
Gommers, “Eén van de vragen waar ik de komende jaren mijn steentje aan wil bijdragen is: hoe houden we de intensive care beschikbaar voor de toekomst? We doen intensive care al vijfentwintig jaar op dezelfde manier. Kunnen we dat door de implementatie van technische innovatie, met name het gebruik van data, veranderen?”
“Tijdens covid bleek hoe hard we data nodig hebben. Die data was belangrijk om kennis te vergaren over het ziektebeeld, maar ook voor de capaciteit. We wilden met één druk op de knop kunnen zien hoeveel IC-bedden er vrij waren. Dan moet je data delen.”
EPD is geen mooie database
Vanzelfsprekend was dit delen in eerste instantie niet. “Vóór covid waren ziekenhuizen elkaars tegenstanders. We moesten concurreren, dat wilden de verzekeraars graag. Maar tijdens covid zijn we echt gaan samenwerken.”
Ondanks deze cultuuromslag heeft de zorg volgens Gommers nog heel wat stappen te zetten aleer digitale toepassingen, zoals artificiële intelligentie en machine learning, breed kunnen worden toegepast. “We genereren en verzamelen veel data rond de patiënt. Al die data wordt ingelezen in het elektronisch patiëntendossier. Maar als je daar mee aan de slag wilt, wordt het moeizamer”, vat Gommers één van de hindernissen samen. “Het EPD is geen mooie database waar je goed onderzoek mee kunt doen. Echte predictiemodellen lukken nog niet.”
130.000 datapoints
“Onze IT-organisatie was de afgelopen jaren ook nog niet met zulke toepassingen bezig. Die was vooral gericht op continuïteit, betrouwbaarheid van de systemen en cybersecurity. Allemaal belangrijk, maar daar ging veel aandacht naartoe. Nu zeggen we: als we bij een ic-patiënt dagelijks 130 duizend datapoints hebben, moeten we die niet gebruiken zodat dokters en verpleegkundigen aan het bed betere adviezen kunnen geven?”
Meer dan honderdduizend datapunten, dat klinkt indrukwekkend, maar -benadrukt Gommers- kwantiteit en kwaliteit zijn niet hetzelfde. “Voor covid ging ik er vanuit dat je data kunt vergelijken als het eenmaal in een systeem zit. Maar dat is helemaal niet zo. Je moet heel goed weten of de getalletjes juist zijn. Is een bloeddruk met een bloeddrukband of invasief gemeten? Met welk apparaat? Welke standaard is er gebruikt? Waar komen die getalletjes vandaan, van welke patiënt, welke dag, welk tijdstip?”
Data labelen
Pas als data schoon en uniform is, kan de dokter er echt wat mee. Om de betrouwbaarheid en herleidbaarheid van data te verbeteren, zijn Gommers en zijn collega’s in Rotterdam dagelijks bezig om ‘een labeltje aan elk datapunt te hangen’. Een intensief en tijdrovend proces, maar wel cruciaal voor het welslagen van digitalisering.
“We moeten terug moeten naar de basis”, stelt Gommers. “We zitten nu op 80 procent van de benodigde datakwaliteit en kunnen met simpele modellen aan de slag. Maar als je die volgende stap wilt maken en dokters en verpleegkundigen echt wilt helpen met beslissingen aan het bed, moet het gewoon 100 procent zijn.”
Die 100 procent datakwaliteit gaat het Erasmus MC niet op eigen houtje bereiken, beseft Gommers. “Het is leuk wat we in het Erasmus MC doen, maar het moet eigenlijk in alle umc’s op dezelfde manier. Of beter nog: in alle ziekenhuizen in Nederland, in Europa of misschien zelfs wel in de hele wereld. Om betere modellen te maken is gestandaardiseerde opslag van patiëntdata nodig.”
Ziekenhuis ontbeert R&D-budget
De zorg kan in dit opzicht een voorbeeld nemen aan andere sectoren, zoals de banken, betoogt Gommers. “In andere sectoren zijn al veel dingen ontwikkeld. Dat is hartstikke mooi. Want waarom zou je dat niet toepassen in de gezondheidszorg. Maar omdat het om patiëntdata gaat, zitten de AVG-regels ons soms in de weg.”
Meer nog dan de wettelijke kaders zijn het de financiële die knellen. Waar andere sectoren reguliere budgetten kennen voor research en development, is het in de zorg zoeken naar financiële speelruimte. “Als je iets doét voor de patiënt krijg je betaald. Maar digitale innovatie is investeren in de toekomst. Zulk risicogeld is er niet in een ziekenhuis. En dat terwijl er veel geld nodig is om de zorgprocessen te verbeteren en klaar te maken voor de toekomst.”
Eindoordeel diagnose
Rijst de vraag of er onder dokters veel animo is voor het ontwikkelen en uitproberen van digitale innovaties. “Het moet je interesse hebben”, reageert Gommers. “Dokters zijn soms best wat conservatief. Met reden, want ze hebben echt een totale verantwoordelijkheid voor patiëntenzorg. Dus je gaat niet zomaar met een predictiemodel aan de slag, als je niet begrijpt hoe dat in elkaar zit.”
“We zitten nu in de fase waarin we modellen krijgen die advies geven, maar het gaat verder. Dat de besluitvorming en het eindoordeel bij de arts liggen, daar ben ik helemaal voor, maar uiteindelijk moet je als dokter erkennen dat je niet alles kunt weten en dat die computer misschien een snellere, betere diagnose stelt.”
Menselijke interactie
De encyclopedische vaardigheden van AI mogen intimiderend ogen, volgens Gommers helpen ze uiteindelijk om tijd vrij te spelen voor het echte werk. “Het gaat in de zorg om de menselijke interactie. Wij zorgmedewerkers willen echt contact met degene die tegenover ons zit. De dokter moet in de ogen van de patiënt zien wat er speelt. Dat wil de patiënt ook. Je moet zorgen dat digitale innovaties de kwaliteit van de zorg echt verbeteren.”
Efficiënter is niet leuker
Die belofte heeft digitalisering de afgelopen jaren nog niet ingelost, ziet ook Gommers. “De afgelopen tien jaar moest het altijd maar efficiënter en sneller. De zorg probeerde de efficiëntie van productiebedrijven te kopiëren. Daarvoor waren er steeds meer mensen nodig, meer uren en meer geld. Maar meer administratie en meer vinkjes hebben ons werk niet leuker gemaakt. Je moet juist al die dingen waar medewerkers niet blij van worden automatiseren. Waarom hebben we nog geen geautomatiseerde scoringslijsten en spraakregistratie, zodat professionals nooit meer het verkeerde tabblad invullen? Zo maak je tijd en echte aandacht vrij voor de patiënt.”
Voorbereid zijn
Met de groeiende krapte op de arbeidsmarkt ziet Gommers tot zijn tevredenheid een steeds uitgesprokener sense of urgency ontstaan. “Doorgaan als nu heeft geen zin. Dat staat keurig in het Integraal Zorgakkoord. Maar je merkt hoe moeilijk het is om te veranderen. Je kunt je voor onderwerpen als AI en ChatGPT afsluiten, maar het gaat er allemaal komen. In plaats van te worden ingehaald ben ik liever voorbereid. Ik denk graag mee over de ontwikkeling, zodat we er op de werkvloer ook plezier aan beleven.”