Onduidelijke financiering staat Haagse zorginnovatie in de weg

Zorginnovatie
Casper van Groos
24 november 2022
6 min

Op het eerste gezicht is het Haagse project Zorg in Zicht een schoolvoorbeeld van een geslaagde zorginnovatie. Maar liefst 80 procent van de patiënten met laagcomplexe oogklachten gaat met een doorverwijzing van de huisarts rechtstreeks naar de optometrist. Toch veroorzaakt onduidelijkheid rondom de financiering van de zorginnovatie problemen en onzekerheid.

Door Casper van Groos

Het is 2019 als een team van regionale zorgaanbieders in Den Haag samenkomt op een congres. Tijdens deze bijeenkomst, eens in de drie jaar georganiseerd door de commissie Samen Sterk, krijgen de aanwezigen de vraag wat er te verbeteren is om de zorg voor zorgaanbieder én patiënt beter te maken.

Maaike Lunstroot, huisarts in Den Haag, weet meteen welk idee ze wil pitchen. “Ik ergerde me aan alle verwijzingen naar de oogartsen en de lange wachttijden.  Samen met mijn werkgroep hebben we toen bedacht dat we bij bepaalde vastgestelde oogklachten niet meer naar de oogarts zouden verwijzen. We zouden eerst een optometrist inschakelen.”

Winnend idee

Op het congres is dit één van de winnende ideeën. Het plan mag worden uitgewerkt en een jaar later wordt het verder vormgegeven. Een team van tien huisartsen, elf optiekwinkels, drie huisartsenorganisaties en een aantal oogartsen uit het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) en het HagaZiekenhuis buigt zich over de kwestie.

Onder leiding van door het ziekenhuis aangestelde projectleiders wordt gekeken naar zaken als verwijzing en terugkoppeling van en naar huisartsen, welke klachten voor het traject in aanmerking komen en hoe de kwaliteit van de zorg behouden blijft. Ook over de financiering wordt gesproken. Zorgverzekeraars CZ en Menzis denken mee. Ze stellen een vergoeding beschikbaar voor de huisartsen en optometristen die deelnemen aan het project.

Geslaagd project

Na een uitgebreide voorbereiding kan het plan in de praktijk worden gebracht. Onder de naam Oognetwerk Zorg in Zicht werkt een aantal huisartsen, optometristen en oogartsen samen op deze nieuwe manier. Na drie evaluatiemomenten blijkt het project een groot succes. 80 procent van de patiënten heeft na een bezoek aan de optometrist geen verdere behandeling nodig van een oogarts.

Financiering

In de Innovatiechallenge van de Stichting Topklinische ziekenhuizen in 2022 bemachtigt het project een finaleplaats. De conclusie: oogzorg op deze manier werkt sneller, is waarschijnlijk goedkoper en de zorgkwaliteit gaat er niet door achteruit. Maar het slagen van de pilot is geen garantie op een verdere uitrol door heel Nederland. De financiering  is een punt van aandacht.

De kosten voor het optometrisch consult worden nog steeds betaald door de huisarts die de patiënt doorverwijst. Die declareert deze kosten vervolgens weer bij de zorgverzekeraar. Deze omweg is nodig omdat een optometrist (nog) geen betaaltitel heeft en dus niet zelf rechtstreeks kan declareren bij een zorgverzekeraar.

Betaaltitel

Joanca Ligthart Schenk, die van januari 2021 tot juli 2022 projectleider was van Zorg in Zicht: “Dit wisten we al toen we begonnen. Maar je kunt dan twee dingen doen. Je kunt alvast beginnen of wachten tot die betaaltitel er is. Voor dat laatste hebben we toen niet gekozen, omdat het niet duidelijk was wanneer dat zou zijn. En omdat de zorgverzekeraars zeiden dat ze nog wel een potje hadden. En totdat die betaaltitel er is, mag het uit dat potje. Dat potje is vanuit de verzekeraar wel gereserveerd voor huisartsen. Daarom mogen alleen zij dat declareren.”

Inmiddels is Zorg in Zicht uit de pilot-fase en wordt het over de hele regio Den Haag toegepast. De betaaltitel voor optometristen is er nog niet. Alle declaraties lopen op dit moment nog van de optometrist via de huisarts naar de zorgverzekeraar. Tot uiterlijk 1 januari 2024 is dit de afgesproken werkwijze.

Betaaltitel

Het is de vraag wanneer optometristen wél een betaaltitel hebben. Dat is een ingewikkeld proces waar heel veel partijen bij betrokken zijn. De vraag is vanuit het ministerie van VWS naar de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) doorgespeeld, waarna het via het Zorginstituut Nederland bij het Nederlands Oogheelkundig Genootschap (NOG) en de Optometristen Vereniging Nederland (OVN) kwam te liggen. Die laatste twee buigen zich momenteel over de kwestie.

Totdat er een betaaltitel is, is het niet alleen onzeker wat er na 1 januari 2024 gebeurt met Zorg in Zicht. Ook het verder uitrollen van deze werkwijze door heel Nederland loopt vertraging op. Op een aantal plaatsen in Nederland, bijvoorbeeld in Enschede en in de regio Ede, worden vergelijkbare projecten met doorverwijzingen naar een optometrist gedaan. In veel andere regio’s is de wil er wel, maar is de drempel rondom de financiering te groot.

Controle op kwaliteit

Het is nu aan het NOG en de OVN om een consensusdocument op te stellen en een taakafbakening in de zorg vast te stellen. De vraag is of dit vóór het einde van 2023 lukt. Los van alle betrokken instanties kleven er namelijk meer uitdagingen aan, aldus Lunstroot: “Je krijgt pas een betaaltitel als je jezelf zo hebt georganiseerd dat je kunt bewijzen dat je aan kwaliteitseisen voldoet. Bijvoorbeeld door nascholing of het behalen van punten. Wij huisartsen moeten dat, maar een advocaat of notaris bijvoorbeeld ook. Voor optometristen bestaat er ook een kwaliteitsregister en daar zijn optometristen bij ingeschreven, maar het is op dit moment nog niet verplicht. In sommige gevallen is er dus geen regelmatige controle op kwaliteit. Ik snap dat een zorgverzekeraar daar huiverig voor kan zijn.”

Bij Zorg in Zicht nemen aangesloten optometristen allemaal deel aan extra bijscholingen, meeloopdagen bij oogartsen en casuïstiek-besprekingen. Dit geeft  oogartsen de zekerheid dat hun patiënten goede zorg ontvangen. Of álle optometristen blij worden van zo’n kwaliteitskader is nog maar de vraag. Extra scholing is altijd een tijdsinvestering en er moet soms ook apparatuur worden aangeschaft, zoals een OCT-scanner (Optical Coherence Tomography).

Andere mindset

Het is dus hopen dat de OVN en het NOG tijdig met een consensusdocument komen, dat vervolgens via het Zorginstituut weer bij de NZa terecht komt. “De  landelijke verenigingen van oogartsen en optometristen zijn er hard mee bezig, maar voor ons is het een ondoorzichtig proces”, aldus Ligthart Schenk.

“Het Zorginstituut zit er bovenop, maar alle aanpassingen zijn niet van de één op de andere dag in te voeren. De praktische en officiële aspecten kosten tijd. Ook moeten de beroepsgroepen zich voorbereiden en een andere mindset kweken. De complexiteit van alle factoren die samenkomen, maakt het  moeilijk een exacte deadline of verwachte tijdlijn te geven voor de betaaltitel.”

Het belang van innovatie

Lunstroot verwacht dat de optometristen uiteindelijk gewoon een betaaltitel gaan krijgen, maar dat daar op het gebied van scholing ook wat tegenover moet staan.  “Het kan wel zijn dat de optometristen vinden vinden dat een zorgverzekeraar te weinig betaalt om bepaalde kwaliteit te bieden. En daar zit natuurlijk ook wel wat in. Zorgverzekeraars, zeker de grotere, komen niet vaak over de brug voor dit soort dingen.”

Deze terughoudendheid van de verzekeraars komt volgens Lunstroot mede doordat ze het verschil dat dit deze projecten maken niet direct zien. “Dat is ook lastig, de ziekenhuizen hebben bijvoorbeeld niet minder patiënten gezien. Ten eerste waren er nog heel veel wachtlijsten weg te werken, ten tweede worden patiënten steeds ouder door vergrijzing en hebben ze steeds vaker een oogarts nodig. Je kunt niet streven naar minder patiënten, wel naar een gelijk blijvend aantal.”

Ook de ziekenhuizen zien soms te weinig wat het effect van dit soort projecten is, aldus Lunstroot. “Een aantal ziekenhuizen heeft aangegeven in 2023 en 2024 minder patiënten te verwachten. “Dat ga je alleen een positief effect zien als je meer van dit soort projecten start.”

Financiële drempels

Financiële drempels maken het soms moeilijk voor innovatieve pilots en projecten om een voet aan de grond te krijgen. Lunstroot: “Je kunt je afvragen waarom huisartsen de optometrist moeten betalen. Wij declareren een bedrag en betalen daarvan vervolgens de factuur van de optometrist. Voor iedere patiënt die wordt verwezen. Dat is een enorme administratielast. En die ligt te vaak in de eerste lijn. Kan dat niet anders?”

Eerlijke verdeling

Om dichterbij een oplossing te kunnen komen, moet er wat veranderen aan de financieringsstromen, vindt Lunstroot: “Wij zeggen altijd: gooi alle geldstromen op één hoop. Nu moet al het geld uit de eerste lijn in de eerste lijn blijven, het geld uit de tweede lijn in de tweede lijn. Dat mag niet van elkaar worden afgesnoept. Voor innovatie van zowel eerste- als tweedelijnszorg zou bijvoorbeeld één budget kunnen komen, waarbij wel wordt gekeken naar een eerlijke verdeling.”

 

Uitgelicht

Persberichten

Plaats zelf je persbericht

Lees meer

Gerelateerde artikelen